Hoeden vlechten
Op 20 april 1928 vertrokken Carolina von Liebeherr en Petronella Lapar met het S.S. Commewijne van Suriname naar Nederland. Lina en Nella, twee leerlingen van de Vlechtschool van het Maria Patronaat, werden geacht om bezoekers van de Indische Tentoonstelling op aanschouwelijke wijze en “in goed Hollandsch” uit te leggen hoe panamahoeden worden gemaakt.
Het organiserend comité van de plaatselijke afdeling van de Vereeniging Oost en West had de schooldirectie verzocht ervoor zorg te dragen dat de beide afgevaardigden typische klederdracht meenamen, zodat ze als kotomisi hun land extra aantrekkelijk zouden kunnen vertegenwoordigen.
In 1913 werd de Vlechtschool als vakschool en werkplaats voor het hoedenvlechten, de zogenaamde Panamahoeden, onder leiding van de Zusters van de Congregatie van Roosendaal opgericht.
De doelstelling van deze school was de werkloosheid en de zedenverwildering van de vrouwelijke jeugd tegengaan. Om winstgevend te draaien werd er een in- en verkoopcentrale ingesteld. De vlechtschool bezat een eigen kookshop en cafetaria.
De werkneemsters hadden vrije geneeskundige behandeling en kregen korting in schoenwinkels en manufacturen zaken.
De Surinamer : nieuws- en advertentieblad d.d. 28-10-1928 schreef het volgende:
EIGEN INDUSTIE STEUNEN.
Een van de weinige ondernemingen waarvan de inkomsten niet naar het buitenland gaan is de Vlechtschool in de Mgr. Wulfinghstraat
Wat daar op de werkplaats wordt gewerkt, komt aan de werksters ten goede. Deze zijn Surinaamsche meisjes, die het over het algemeen goed kunnen gebruiken.
Gelijk de slarissen en pensioenen, die de R.K. Missie en haar leden worden uitgekeerd, hier wordt genoten, dus aan Suriname ten goede komen., zo ook de verdiensten van de Vlechtschool door de verkoop van hoeden en vlechtwerk
Koop dan in de Vlechtschool Vacantie-hoeden voor de vacantie. Schoolhoeden voor school-kinderen. Wandelhoeden.
Wanneer in verhalen van oudere Surinamers de vlechtschool van Paramaribo aan bod komt, betreft dit vrijwel altijd de Vlechtschool van het Mariapatronaat.
Over deze school vond ik bijgaande foto met de volgende toelichting.
“De Vlechtschool aan de Mgr. Wulfinghstraat te Paramaribo!
In 1913 werd de Vlechtschool als vakschool en werkplaats voor het hoedenvlechten, de zogenaamde Panamahoeden, onder leiding van de Zusters van de Congregatie van Roosendaal opgericht. De doelstelling van deze school was de werkloosheid en de zedenverwildering van de vrouwelijke jeugd tegengaan. Om winstgevend te draaien werd er een in- en verkoopcentrale ingesteld. De vlechtschool bezat een eigen cookshop en cafetaria.
De werkneemsters hadden vrije geneeskundige behandeling en reductie in schoenwinkels en manufacturen zaken. De industrie sloeg aan en de school exposeerde op tal van tentoonstellingen in het buitenland. Toch verloor het hoedenvlechten de strijd tegen manipulaties van de groothandel, mede door het ontbreken van beschermende wetten voor eigen industrie.”
Vlechtscholen waren rond 1900 geen zeldzaamheid in Zuid-Amerika
Er was een grote behoefte aan Panamahoeden en deze werden vaak in vele thuis ateliers vervaardigd. In de kwijnende economie van Suriname leek dit een ideaal middel om iets meer welvaart onder de bevolking te brengen. Scholing voor de thuiswerksters was hierbij een eerste vereiste. In 1912 werd een breed comité samengesteld met vertegenwoordigers van overheid en de belangrijkste kerkgenootschappen (katholiek en protestant). Een vertegenwoordiging van het comité reisde af naar Curaçao, waar al eerder een vlechtschool was gestart.
En in 1913 kwam het ook in Suriname zo ver. Maar dat was niet de vlechtschool van het Mariapatronaat, zoals abusievelijk in het fotobijschrift is vermeld. De eerste school werd opgezet door de overheid en had om onduidelijke reden een stille start, zoals blijkt uit een krantenbericht van 4 juli 1913.
“Namens het Comité voor de vlechtindustrie in Suriname ontvingen wij de volgende mededeeling: De vlechtschool gevestigd in de Keizerstraat L. A. 160 (benedenwoning van den Inspecteur voor het onderwijs) zal a. s. Maandag 7 Juli worden geopend zonder eenige plechtigheid. Uitnoodigingen worden dan ook niet gedaan.”
De reden van deze stille start lag mogelijk aan enige onmin tussen de verschillende geledingen in het eerder genoemde comité. Terzelfder tijd startte namelijk het Mariapatronaat een vlechtcursus in een gebouw aan de Gravenstraat. Het jaar daarop werd deze cursus daadwerkelijk omgezet in een vlechtschool, met aan het hoofd Soeur Gonzales. Zij was in 1872 in Elshout in Noord Brabant geboren als Adriana Maria Klijn, op twintigjarige leeftijd het klooster ingegaan en in 1896 in Suriname aangekomen. Hier gaf ze tot op hoge leeftijd leiding aan de vlechtschool.
Eenmaal per jaar vonden er vlechtexamens plaats, waar leerlingen van beide scholen in de gelegenheid werden gesteld diploma’s op verschillend niveau te behalen. De uitslag werd in de krant vermeld.
Gedurende korte tijd was er nog een derde vlechtschool, die van de protestantse vereniging “Ons Huis”, actief. Ook waren er enkele kleine thuisvlechtscholen van individuele vlechtsters, die hun diploma in Suriname of Curaçao hadden behaald.
Buiten Paramaribo kwam het ook tot de oprichting van een vlechtschool in Nickerie.
In 1928 werden zelfs enkele vlechtstertjes uitgezonden naar een tentoonstelling in Nederland. Toch werd de situatie steeds moeilijker voor de vlechtsters vanwege de concurrentie met industrie en groothandel .
Het langst bleef de vlechtschool van het Mariapatronaat over, waarschijnlijk doordat het bestuur de beste verkooporganisatie opgezet had en ook andere activiteiten ondernam, waaronder een aantal jaren later een aparte coupure opleiding.
Uiteindelijk werd in de vijftiger jaren van de vorige eeuw afscheid genomen van het vlechtonderwijs.
Tekst: Jacob van der Burg
(Zie ook www.plantagejagtlust.nl voor veel meer artikelen over de geschiedenis van Plantage Jagtlust en de kolonie Suriname).