Geschiedenis van Groningen
Geschiedenis van het Surinaamse Groningen
Begin 19e eeuw zou in het kader van het Nicaragua-plan van koning Willem I de stad Columbia moeten verrijzen onder regie van Johannes van den Bosch. De stad zou er uiteindelijk niet komen. Een tijdlijn is op zijn plaats.
1790 Vestiging fort Groningen door gouverneur Wichers, vernoemd naar diens geboorteplaats
1791 Vestiging leprozerie Voorzorg
1800 Columbia-percelen beschikbaar gesteld door gouverneur De Friderici
1824 Verhuizing leprozerie van Voorzorg naar Batavia
1828 Komst van ’s lands slaven naar Voorzorg onder Johannes van den Bosch
1829 Houtplantage Abine's rust komt in handen van Ostagier Quassie Matewarie
1845 Kolonisatie door de Boeroes
1853 Von Wois van plantage Hamburg bepleit komst nieuwe kolonisten
1860 Winti- Lied over watergeesten in de rivier bij plantage Hamburg “Mi no e trobi den, ba”
De tijdlijn behoeft uiteraard enige toelichting:
Het aanleggen van het fort te Groningen zorgde ervoor dat het mogelijk werd om in de directe omgeving plantages aan te leggen. Gezien de afgelegen ligging werd direct ook aan de overzijde op Voorzorg van landswege een leprozerie aangelegd die ondersteund werd vanuit de Katholieke kerk. De landuitgifte rond het huidige inheemse dorp Columbia werd hierna voortvarend ter hand genomen door gouverneur De Friderici.
De grond te Voorzorg bleek zeer vruchtbaar, waarna besloten werd de leprozerie te verplaatsen naar het ver gelegen Batavia. Voorzorg zou hierna beschikbaar komen als 'vrijemansgrond' voor 's lands slaven. Dit afwijkende initiatief leidde tot de nodige tegenwerking van de planters in de omgeving. De verantwoordelijke gezant van de Koning Willem I, Johannes van den Bosch, zag dan ook geen kans om de nieuwe stad Columbia snel renderend te krijgen en zijn missie werd vervroegd beeindigd.
Een van de uitkomsten van bovenstaande aanpak was dat een marron-ostagier met de naam Jean Abenie in het bezit kwam van bezit kwam van een houtplantage die de naam Abine's rust kreeg. Na diens overlijden kwam het in het bezit van ostagier Quassie Matewarie, een pantiman resp. gijzelaar van de Matawai.
Voorzorg zou vervolgens beschikbaar gesteld worden voor de een 'boerenkolonisatie' vanuit Nederland die in 1845 plaatsvond. Er zouden als snel de nodige slachtoffers vallen door naar wordt vermoed een tyfus-epidemie. De nakomelingen van deze kolonisten zijn in Suriname bekend als de Boeroes.
Hierna was er nog een beperkt aantal voorstanders van de komst van nieuwe kolonisten naar de regio. Een van de weinige voorstanders was planter Von Wois, stamvader van de bekende muzikale familie Woiski. Op zijn plantage Hamburg had hij te maken met de nodige tegenslagen die hem danig frustreerden. Aan plantage Hamburg is een winti-lied gekoppeld met de titel "Mi no e trobi den, ba" met de boodschap om de watergeesten die zich ter plaatse in een houtblok in de rivier hebben gevestigd vooral met rust te laten.
Auteur: Nico Eigenhuis