Den Haag en de Slavernij

Den Haag en de Slavernij

← Terug
’s Gravenhage
Aan de Pericakreek werd begin 19e eeuw de plantage ’s Gravenhage verbonden aan plantage Alyda. De namen van de eigenaren brengen ons vanuit Den Haag terug naar het Suriname van de 18e eeuw.
In 1798 komt de voormalige schout en secretaris van de gemeente Lisse G.A. Entinck in opspraak omdat hij de gemeenteadministratie niet op orde had. Kennelijk stond het een verdere carrière niet in de weg want we zien dat hij in latere jaren in Leyden kom te werken als “vrederegter”.
G.A. Entinck staat in de jaren 1819 en 1820 te boek als een van de mede-eigenaren van de koffieplantage ’s Gravenhage in Suriname. Het is echter maar zeer de vraag of G.A. Entinck ooit Suriname heeft bezocht. Na de beurskrach van 1772 waren de plantages niet langer in beheer van planters maar lieten de aandeelhouders vanuit Nederland het beheer over aan in Suriname aangestelde administrateurs.

Als we kijken wie de mede-eigenaren waren van de Surinaamse koffieplantage ’s Gravenhage waren komen we terecht bij de in Suriname bekende namen Bedloo en Bronovo. Guillaum –Willem- Bedloo senior behoorde tot de groep Franse Hugenoten die met gouverneur Van Aerssen van Sommelsdijck naar Suriname kwam. De familie Bedloo de Bronovo was via familieverbanden gerelateerd aan de stad ’s Gravenhage. Sara Katharina de Bronovo (1817–1887), wiens moeder in Suriname geboren was, zou haar naam verbonden zien aan een bekend ziekenhuis in ’s Gravenhage.

Er zijn nog meer links tussen Den Haag en de Surinaamse plantages. Zo was deze stad was ook de plek waar de in Suriname rijk geworden rijke koffieplanter Neale in aan de Lange Voorhout terecht kwam met zijn tweede vrouw Maria Jacoba Grommé, de eigenaresse van de Surinaamse plantage Coertvlugt. Haar vanuit Suriname afkomstige lijfknecht onder de naam Pieter van Coertvlugt kreeg in 1742 van haar de vrijheid en koos voor een terugkeer naar Suriname.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis