De oudste geschiedenis van Paramaribo
De oudste geschiedenis van Paramaribo
Vorige pagina |
“Voor de komst van de Europeanen hebben inheemsen langs de Surinamerivier (Suri Enija) gewoond. De hele omtrek (Palmentuin, Torarica, Waterkant en Combé) was één groot dorp. Dit dorp werd genoemd naar het groot opperhoofd “Para Moro”.
De kreek die dwars door het dorp liep, werd genoemd naar het dorp, n.l. Para Morokreek, nu bekend als Sommeldijkse Kreek. Het gebied van de Palmentuin was toen een aanmeerplaats voor boten.
Het was ook de plek waar mensen bijeenkwamen om te feesten. De aanmeerplaats werd REBHO (waterkant) genoemd. Dus zo ontstond PARA MORO REBHO, letterlijk: Het dorp aan de waterkant. Zo ontstond de naam Paramaribo. Dit deel van de geschiedenis is mondeling van ouder op kind overgedragen, omdat inheemsen geen geschreven geschiedenis kenden.”
Dit interessante stukje was voor mij aanleiding om, met als bron de West-Indische Encyclopedie (uitgegeven in 1917), me eens verder te verdiepen in het ontstaan en de groei van Paramaribo. Er blijken meerdere verhalen te bestaan.
Over de betekenis van de naam Paramaribo verkeert men in het onzekere. De naam is waarschijnlijk van zuiver Indiaanse oorsprong. Het blijkt dat er in 1613, dus 37 jaar voordat de Engelsen de kolonie Suriname stichtten, al een Amsterdamse handelspost gevestigd was bij het Indianendorp Parmarbo (of Parmurbo). Dit gebeurde op de ter plekke aanwezige zand- en grintritsen.
Deze ritsen zijn zand-, kalk- en schelpruggen waar regenwater gemakkelijk opgenomen wordt. Nagenoeg de hele duur van de Engelse heerschappij (1652-1667) was niet Paramaribo, maar Thorarica de hoofdplaats. Wel was er al de kleine nederzetting Paramaribo, maar vermoedelijk niet meer als Indiaanse nederzetting.
In 1678 werd deze beschreven als “een open vlek met eenighe verstroyde huysen”. Toen gouverneur Van Aersen van Sommelsdijk in 1683 in Suriname aankwam vond hij “het Vlek Paramaribo te bestaan in zeven- of acht en twintig Huizen, meest Herbergen en Smokkelaarskroegen”. De huizen waren van hout en bijna alle met palmbladeren gedekt.
Aanvankelijk werden langs de Waterkant en de hoge schelprits, de tegenwoordige Gravenstraat, huizen gebouwd. Het door Van Aersen aangelegde kanaal, naar hem Sommelsdijkkreek genoemd, draineerde het lage land ten Noorden van deze straat.
Evenwijdig aan de Gravenstraat, eveneens op een hoge schelprits ontstond de Keizerstraat. Tot lozing van het lage terrein tussen deze straten werd later de Knuffelsgracht gegraven, met een noordelijke tak, het Viottekanaal en een zuidelijke tak, het Picornokanaal. De westelijke grens werd gevormd door de huidige Zwartehovenbrugstraat.
Hierna ging de uitbreiding snel. Rond 1700 telde de stad al ongeveer vijfhonderd huizen, waarvan twee van steen, de rest nog van hout. Onder gouverneur Mauricius (1742-1751) breidde het aantal huizen met een derde uit. In 1773 werden aan het Corps De Vrije Negers de erven uitgegeven die de bekende wijk Frimargon zouden vormen.
Rond 1915 schetst de West-Indische Encyclopedie o.a. dit beeld van Paramaribo.
“De grootte van de stad beslaat een oppervlakte van 8000 hectare bij een inwonertal van 35000 personen. Er zijn drie overdekte markten in de stad, waarvan de eerste al in 1876 werd aangelegd.
Van straatverlichting was er reeds in 1768 sprake; daarna weer in 1877, maar eerst in 1886 kwam er een petroleumverlichting tot stand, in 1899 vervangen door gaslicht.
Het drukste verkeer heeft plaats aan den Waterkant, waar de schepen laden en lossen, waar de vaartuigen van de plantages en gronden aanleggen en waar ook de kramen der Syriërs staan. Ook langs de markten is veel drukte, vooral in de morgenuren, wanneer de keukenmeiden haar inkopen doen en de nieuwtjes van den dag bespreken. Drukke straten zijn ook de Saramaccastraat, de Steenbakkerijstraat en de Zwartenhovebrugstraat. Gedurende het heetst van den dag zijn de straten stil.
Trams bezit Paramaribo nog niet. Een 20 tal jaren geleden werd er een proef genomen met een soort omnibus, door muilezels getrokken, maar de straten bleken te slecht en de onderneming werd opgeheven. Eigen rijtuigen hebben zoo goed als alleen de geneesheeren, en de huurrijtuigen laten veel te wenschen over. Auto’s hebben pas een vijftal jaren geleden hun intrede gedaan.”
Auteur: Jacob van der Burg