De eenzaamheid

De eenzaamheid

← Terug

De eenzaamheid

Er waren in Suriname veel vrouwelijke planters, al dan niet als gevolg van een erfenis. Kennelijk was Appolonia Jacoba van der Meulen niet iemand om alleen te zijn.

Appolonia -ook wel Apolonia- (1693-1764) was de dochter van de in 1712 overleden planter Balthazar van der Meulen senior, de eigenaar van de suikerplantage Meulewijk (ook wel Meulwijk of Meulenwijk) aan de Pericarivier in Suriname. Zijn zoon Balthasar junior –die in 1736 overleed- werd hiernaast ook de eigenaar van de plantages De Hoop en TenBurg.

Na het overlijden van haar broer werd Appolonia de eigenaar van Meulewijk. Ze was in die tijd getrouwd met haar eerste man Cornelis Adriaan van Vheelen (1703-1738) die als officier optrok met landmeter Jacob Hengeveld –van plantage Alkmaar- en Abraham Lemmers. Ze hadden samen een zoon, Jan Balthasar van Vheelen (1734-1785).

Na het overlijden van Van Vheelen in 1738 hertrouwde ze met Herman Nicolaas van de Schepper, zoon van de gouverneur van Suriname.Dit huwelijk liep in 1744 uit op een scheiding waarna hun buitenplaats La Solitude -de eenzaamheid- haar toekwam, Deze buitenplaats was eerder vast het eigendom van gouverneur de Schepper geweest, Bij hun scheiding was geregeld dat zij hem voorzag van een uitkering. Ze nam na de scheiding met verwijzing naar haar eerste echtgenoot de naam weduwe van Cornelis Adriaen van Veelen aan.

Appolonia zou in 1748 nogmaals hertrouwen, en wel met Johannes Paschierse in het Nederlandse Leiden. Op 25 juni 1749 arriveerden ze vanuit Amsterdan in Paramaribo met in hun gezelschap” de neger Swauw, de negerin Constance, Harmen van Sprankeren, Johan Poppe, Pieter van Aaken en Maria Magdalena Toussaint (met akte obligatoire).”

Na haar overlijden kwam Meulewijk in het bezit van haar zoon. De buitenplaats La Solitude kwam later in het bezit van de vrije negerin Elisabeth Samson, en is thans bekend als Munderbuiten.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis