Ben Mitrasingh

De Nederlandse jaren van Ben Mitrasingh


Benjamin Mitrasingh (1944 – 2019)

Door de hectiek van het dagelijkse leven, is het overlijden van Benjamin Sridath Mitrasingh (75) inmiddels in de vergetelheid geraakt. In de berichtgeving over zijn heengaan is deze kunst- en cultuurambassadeur vooral gememoreerd als luidsprekende lastpak met ook nog een brutale bek. Wij, de journalisten Harold Biervliet en Roy Khemradj, die Ben Mitrasingh als vriend en strijdmakker, en in de uitoefening van ons werk hebben gekend, vinden dat hij veel meer op zijn naam heeft staan dan bekendheid vanwege het standbeeld van Mai en Baba en het vastgelopen onderzoek naar het massagraf van Brits-Indische immigranten in Mariënburg.

In deze bijdrage belicht Harold Biervliet de Nederlandse verblijfsjaren vanwege studie en werk van Mitrasingh. In 1980 keerde hij terug naar Suriname en op weg naar het herstel van de democratie in november 1987 profileerde Ben zich binnen de VHP, als aanjager van vernieuwing. Ook daarna. Over die periode – Mitrasingh als luis in de pels van Jagernath Lachmon – schrijft Roy Khemradj. Met onze bijdragen willen wij een genuanceerder beeld nalaten van Ben, een man die ons, ook in de journalistiek, altijd dienstbaar was.

Amsterdam – Stichting Welsuria

Denkend aan Ben Mitrasingh zie en hoor ik een man die nooit een blad voor de mond nam. Wij leerden elkaar in 1970 kennen bij de Surinaamse welzijnsstichting Welsuria, waar ik als net afgestudeerd journalist kwam te werken als voorlichter. Welsuria had vage plannen om Surinaamse kunstenaars, schrijvers en kunstschilders meer te promoten, door hen expositieruimte in het statige gebouw aan te bieden. Mitrasingh had hier op de een of andere manier lucht van gekregen en meldde zich aan als kunstkenner. Hij studeerde archeologie in Leiden na in Gent kunstgeschiedenis te hebben gedaan.

Toen Ben aan boord kwam, ging hij krachtdadig aan de slag. In betrekkelijk korte tijd werd de grootste kamer, een zaal eigenlijk, van het Welsuria-gebouw, ingericht als galerie. De Surinaamse Galerie was geboren. Op voorspraak van de Welsuria-directeur sloten wij een consignatieovereenkomst met een grote boekhandel in Amsterdam die met name was gespecialiseerd in Caribische literatuur. En hiermee was de Caribische Boekhandel geboren.
De Surinaamse Galerie werd een gratis expositieruimte voor Surinaamse kunstschilders die, anders dan bijvoorbeeld Erwin de Vries, Hans Lie e.a., geen kind aan huis waren in de Nederlandse (kunst)galeries. Ben haalde c.q. onderhandelde met Armand Baag, Quintus Jan Telting, Soekie Irodikromo, René Tosari, Bosari, René Vervuurt, Lo A Njoe, Paul Woei, José Capricorne en vele anderen.

Kunstenaarsvriend

Geïnspireerd door de galerie en de boekhandel ontstond een soort ambiance waardoor ook andere (aankomende) kunstenaars zich bij ‘ons’ aansloten: musici onder wie Zapata Jaw, Effendi Ketwaru Sr., Rudi Duurvoort, dichter-uitgever René Mungra, fotograaf-dichter Kenneth Madarie e.a. Met Madarie die zich aan de fotoacademie verder bekwaamde, Mungra, die in eigen beheer boeken, o.a. het bekende planten- en kruidenboek van Heyde, uitgaf en Tosari die van de kunstacademie kwam, werd het weekblad Gonini opgezet, met nieuws uit de Surinaamse samenleving in Amsterdam. Het blad bood ook een podium aan de kunstenaars.

De jaren ’70 waren ook de actiejaren, met name voor Surinamers. Vanuit ons team – met Gonini als strijdkrant – werd tal van acties ondernomen, onder meer tegen de praktijken op het beruchte politiebureau Warmoesstraat waarvan Surinaamse-Antilliaanse jongeren de dupe waren. De strijdkreet was: ‘Strei de f’strei! Wi no sa frede!

Ben Mitrasingh was het prototype van, zeg maar, ruwe bolster, blanke pit. Met hetzelfde gemak waarmee hij je ongevraagd en unverfroren zijn mening gaf, legde hij ook zijn oor geduldig te luisteren op tere zieltjes van bijvoorbeeld kunstenaars die in problemen waren geraakt. Hij hielp ze bijvoorbeeld bij stipendium- en andere subsidieaanvragen en ging bij ze langs om hun hand vast te houden als de problemen ze weer eens boven het hoofd groeiden. Kortom dat was, in a nutshell, Ben Mitrasingh: Luid, ‘grofgebekt’, volgens sommigen, maar een man met het hart op de juiste plaats, rijk aan ideeën en initiatieven en wars van ‘autoriteitenvrees’. Een goede vriend, – je hoefde elkaar niet regelmatig te spreken of te zien, maar de ontmoetingen na lange tijd waren altijd allerhartelijkst: Yu dagu yu, zo begroeten wij elkaar altijd! Bij het afscheid: Hasta siempre, yu dagu yu!

Den Haag – Stichting voor Surinamers

En net zoals Ben zich in Amsterdam inspande voor de Surinaamse kunstenaars, was hij in Den Haag actief voor zijn eigen Hindostaanse gemeenschap, via de Stichting voor Surinamers die vanaf 1975 geleid werd door de advocaat John Baboeram. Mitrasingh voelde zich vooral thuis bij het collectief Jumpa Rajguru van progressieve studenten met activiteiten op het gebied van taal, cultuur en politiek. Ben sparde veel met zijn vriend en taalkundige Motilal Marhé voor hogere waardering van het Sarnámi. Op cultuurgebied publiceerden ze in 1978 de brochure ‘Mathura, Ramjanee en Jumpa Rajguru, verzet tegen uitbuiting en onderdrukking in Suriname’.

De publicatie, over de strijd van Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders op de plantages Alliance, Zorg en Hoop en Mariënburg tegen het koloniaal bestuur was een historisch belangrijke aanvulling op het tot dan toe bekende verhaal dat alleen de weggelopen tot slaaf gemaakten, Baron, Boni en Joli Coeur tegen de koloniale overheersing hadden gestreden. Mitrasingh schreef ook regelmatig in het voorlichtingsblad Aisa Samachar van de Stichting voor Surinamers, dat tien keer per jaar uitkwam en ook in Suriname goed werd gelezen. Overbodig te vermelden dat net als in het weekblad Gonini in Amsterdam, hij ook in Aisa Samachar schreef met een houding van: Ik zal jullie wel eens vertellen en laten zien hoe het moet!

Het is in deze Hindostaanse welzijnswereld in Den Haag, waar Ben Mitrasingh de zakenman en welzijnswerker van het eerste uur, Harry Ganpat, leerde kennen. Hij was goed bevriend met VHP-voorzitter Jagernath Lachmon, die als hij in Nederland was, steevast werd begeleid door Harry Ganpat. In een visrestaurant in Scheveningen maakte Ben voor het eerst kennis met Jagernath Lachmon, die Mitrasingh de hele avond door, Krishna bleef noemen. Ook toen ze elkaar later in Suriname troffen.

Hotel De Ark

 

Hotel De Ark 1970, aan de Prins Hendrikstraat

 

  Cheryll van Leewaarde

Afscheid vertrek verpleegsters

Afscheid van leerling-verpleegsters

Afscheidsfoto gemaakt in ’s Lands Hospitaal (Paramaribo) in februari 1957 van de eerste door het psychiatrisch ziekenhuis Maasoord in Poortugaal geworven groep leerling-verpleegsters.

Van links naar rechts: Irene Wong, Thelma Tolud, Agnes Wong Sioe, Annelies Sriram, Irma Sjiew-A-Joen, Carla Perk, Yvonne van Ommeren, Vera Kenswil, Rea Waarde, Irene Dongen, Helen Resida, Lydia Krieger, Joanita Hanenberg, Nadia Oosterwolde en Anne-Marie Leefmans.

Collectie: I. van Driel-Sjiew-A-Joen, 11

 

  Cheryll van Leewaarde

Elisabeth Mundi tentoonstelling

 

Elisabeth Mundi maakt deel uit van de Groep Surinamers die op de Koloniale Wereld Tentoonstelling van 1883 in Amsterdam tentoon werd gesteld.

 

 

  Cheryll van Leewaarde

Hendrik Brijmohan Durgaram

 

 

Hendrik Brijmohan Durgaram (1903 – 1976) aannemer en architect

 

Hendrik Durgaram stamde uit een rijke hindoestaanse familie. Reeds jong – ongeveer op 17-jarige leeftijd – begon hij met een eigen aannemingsbedrijf. Dankzij zijn vermogen kon hij succesvol mededingen naar diverse overheidsopdrachten. Zo verzorgde hij de bestrating van de Rust en Vredestraat, en bouwde hij de Polanenschool. Ook in Mungo en Nickerie was hij actief.

 

Voor zichzelf kocht hij het weiland achter het St. Vincentiusziekenhuis tot aan de Mahonylaan en begon dit langzaam aan in eigen beheer te verkavelen en te bebouwen. Omstreeks 1941 waren alle huizen aan de linkerzijde van de Prins Hendrikstraat door hem ontworpen en gebouwd. Ook een aantal gebouwen aan de rechterzijde zijn van zijn hand, bv. het woonhuis van dokter Tjong-Ayong (zie foto, Prins Hendrikstraat 14c), het gebouw van Surland, en het vroegere gebouw der AHKCO.

 

In 1942 bouwde hij voor zijn omvangrijk gezin (12 kinderen) het grote woonhuis, later hotel “de Ark” aan de Prins Hendrikstraat 17. Thans is de Bemiddelingsraad voor geheel Suriname in dat pand gehuisvest. In 1957 verhuisde het gezin naar Limburg, waar Hendrik enkele jaren als aannemer werkte. Hij verhuisde zelf na 2 jaar wederom terug naar Suriname, maar de meeste kinderen bleven in Nederland wonen.

 

In 1976 bouwde hij voor zichzelf de bioscoop te Lelydorp, een ontwerp van August Sniphout. In datzelfde jaar overleed hij ; de bioscoop is nooit afgemaakt, en is nog steeds in het bezit van de familie. Twee dochters van dhr. Durgaram hebben uit hun herinnering een zo compleet mogelijke projectenlijst samengesteld:

ca. 1932 Mahonylaan t.h.v. Prins Hendrikstraat 3 huisjes
ca. 1932 Keizerstraat hk. Watermolenstraat, links (richting Kerkplein) 2 panden
1935 Julianastraat 107
1936 Prins Hendrikstraat (rechts), huisjes L.P.I. 3 panden
1939 Prins Hendrikstraat (rechts) M.W.I.
1941 apotheek ’s Lands hospitaal
eigen woonhuis “de Ark”, Prins Hendrikstraat 17
gehele linkerkant Prins Hendrikstraat
1942 Cornelis Jongbawstraat tegenover Eco-resort 1 pand
verharding van de Pontewerfstraat
1947 Boxelweg
1948 van Sommelsdijckstraat 3 panden
ca. 1950 volkswoningen Surinamestraat
Charlesburg 3 panden
verbouwing R.K. Pastorie
verbouwing Paulusschool
verbouwing Elisabethschool
ca. 1956 Polanenschool
openbare school Kampong Baroe
bioscoop a/d Leiding
bioscoop a/d Rust en Vredestraat
ca. 1957 Geleen (Z-Limburg) 2 woningen
1973 bioscoop te Lelydorp
Wagenwegstraat, één na laatste pand (rechts) voor de Keizerstraat
erfwoningen aan de Wagenwegstraat
Hofstede Crulllaan: huis van de moeder van drs. Essed

 

 

  Cheryll van Leewaarde

Ansichtkaart – postkaart

Deze ansichtkaart werd op 30 december 1901 vanuit paramaribo naar amsterdam verstuurd. Hij werd uitgegeven door de firma Bromet & co.

De oprichter, Meier Salomon Bromet, werd geboren in paramaribo in 1839. Bromet & co was een zeer gerenommeerde boekhandel van 1892-1905 aan de gravenstraat.

  Cheryll van Leewaarde

Esselien Fabies

 

 

Esselien Fabies

01 augustus 1926 – 15 maart 2008

 

Meer bekend als Ma Es (01 augustus 1926 – 15 maart 2008), was de oudste voorzangeres van NAKS, die haar intrede bij NAKS deed in 1969. Haar zangtalent werd bij toeval ontdekt door de toenmalige voorzitter, wijlen Eugene Drenthe. Zij werd direct de spil rond het zanggebeuren van de organisatie en zij vertegenwoordigde NAKS vele malen in het buitenland.

Het was haar muzikaal- en theatertalent waar zij bekendheid mee kreeg. Bij vele optredens was er voor haar een extra applaus vanwege haar krachtige en heldere stem. “Het is God’s gave”, zei ze altijd weer. Als actief lid binnen de afdelingen ‘Zang en Dans’ en de seniorengroep ‘Kotomisi’ was zij door haar zangtalent ook het ‘gezicht’ van de Afrikaans-Surinaamse cultuur.

Haar kennis gaf ze moederlijk door aan jongeren die daarvoor openstonden. Voor NAKS was Ma Es altijd onvermoeibaar, trouw en bescheiden, wat haar maakte tot een graag geziene persoon.

 

Ma Es werd zowel in 1993 als 2005 gedecoreerd door de President van de Republiek Suriname. In 1998 viel haar de eer te beurt om als voorbeeldfiguur samen met Ronald Snijders de eerste Afrikaans -Surinaamse muziekschool ‘NAKS Mi Agida’ te openen.

Daarnaast werd ze ook nog door Podium Kwakoe (Nederland), in 2006 gehuldigd voor haar verdiensten. In het lied ‘Son Go Na Ondro’ zingt zij niet alleen over haar liefde voor NAKS, maar vraagt zij ook niet te treuren als ze heengaat, omdat haar liefde zal blijven voortbestaan.

Ma Es overleed op 82-jarige leeftijd op 15 maart 2008 .

 

 

  Cheryll van Leewaarde

Kokopelli

 

Kokopelli

 

Kokopelli is de god van de indianen. Hij is het symbool van de vruchtbaarheid, plezier, goed geluk en gezondheid. Op z’n rug draagt hij een zak met zaden en speelt al dansend op zijn fluit. Hij dateert van meer dan 3000 jaar geleden, toen werden de eerste tekeningen van hem gemaakt.

 

Kokopelli komt bijna over de hele westkant van Amerika voor. Van stammen in Canada tot zelfs in Peru aan toe. Het meeste zul je hem terugvinden bij de indianen in het Zuid Westen van Noord Amerika.

 

Het verhaal van Kokopelli is een scheppingsverhaal, zoals wij bijvoorbeeld kennen van Adam en Eva. Het komt oorspronkelijk bij Anasazi-Indianen vandaan en gaat als volgt: Het verhaal gaat dat de mensen op aarde werden gezet door een adelaar. Deze aardelaar schoot een pijl in twee “Mahus”, insecten die de kracht van het vuur bij zich droegen. Prompt begonnen zij op hun fluit te spelen, en hun muziek was zo mooi, dat het hun doorboorde lichamen ter plekke geneesde.

 

De Anasazi gingen hun eigen weg, en iedere groep werd begeleid door een Mahu. Deze verdeelden de vruchten en zaden over het land en hun fluitspel bracht en liet zaden groeien. Zijn naam KOKO staat voor hout en PILOU staat voor bult (de zak zaden op z’n rug), die naam is hem gegeven tijdens zijn lange reis.

 

Dit is een van de vele verhalen.

 

 

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis