La Vigilantia
La Vigilantia
Het huidige La Vigilantia heeft niet altijd die naam gehad. Het behoorde oorspronkelijk tot de plantages van de Sefardische joden die onder aanvoering van Nassy in de 17e eeuw rond Thorarica actief waren en droeg in die tijd de naam Haran.
Eind 17e eeuw waren er vele plantages die in de naam een verwijzing kenden naar Bijbelse plaatsen, zoals bijvoorbeeld Hebron aan de Surinamerivier. Haran is de naam van de oude stad in Mesopotamië waar Abraham op 75-jarige leeftijd door God werd geroepen. Hij zou hierna zijn land verlaten en zich in het beloofde land te Kanaän vestigen. Met zijn talrijke nageslacht behoort hij tot Israël’s stamvaders.
De suikerplantage Haran was in de Engelse tijd al in gebruik en kende nadien als eigenaar Jacob de Pina, een naam die we rond 1600 in Amsterdam tegenkomen, waar de dichter Paolo de Pina (Rohiel Jessurun) in 1629 zijn zwarte huisbediende Elieser op Beth Haim te Ouderkerk aan de Amstel liet begraven. Veelal werden in Suriname de groepen tot slaaf gemaakten vernoemd naar hun eigenaren, waardoor in het geval van Pina dit wellicht heeft geleid tot de vernoeming Pina-lo.
Medio 18e eeuw stond Haran op naam van David Uzl. d’Avilar , een naam die verwijst naar Avila, een stad en gemeente in Spanje dicht bij Madrid, dat gold als centrum van de Spaanse inquisitie. De naam van de plantage is in die tijd gewijzigd naar La Vigilantia, een naam die de invloed van de Franse Hugenoten aangeeft, waarvan gouverneur Jean Nepveu dit in zijn credo hanteerde.
Het eigendom van Haran/La Vigilantia viel nadien samen met dat van plantage Klein Curaçao aan de Surinamerivier, die van ca 1735 tot 1765 in het bezit was van Benjamin Henriques Moron, een op Curaçao bekende naam. Eigenaren van La Vigilantia waren nadien Jacob Fransz (1717-1769) en J.M. Carl. Na de beurskrach van 1772 raakte de plantage in verval en werd verlaten.
Auteur: Nico Eigenhuis