Ganimet Marron-leider
Tot de eerste Marron-leiders in Suriname behoorde Ganimet. Hij werkte eind 17e eeuw nauw samen met de inheemse leider Kaikusi.
Ganimet was naar verluidt als slaafgemaakte eigendom van plantage-eigenaar Balten Perduijn –later tevens eigenaar van plantage Jaglust- , die hem mishandelde en hem eens als straf een oor afsneed.
Hij ontvluchtte om die reden een van Perduijn’s plantages te Commewijne en vormde een marrongroep van circa 50 man die samenwerkte met de inheemse strijders die onder leiding stonden van Kaikusi.
De groep van Ganimet pleegde samen met de inheemsen van Kaikusi overvallen op de plantages te Commewijne.
Ze zouden opereren vanuit een eigen fort, en op hun naam staat onder andere een opstand die plaats vond in 1674.
Hun aanwezigheid was voor de in 1683 gearriveerde gouverneur Van Sommelsdijck de reden om Suriname’s tweede fort, na Zeelandia, ter plekke te vestigen ter bescherming van de lokale planters. Het droeg direct ook de naam Fort Sommelsdijk.
Bij een van de overvallen van Ganimet wilde hij wraak nemen op Perduijn. Hierbij doodde hij een aantal van diens manschappen, maar Perduijn zelf bleef gespaard. Niet lang hierna sloot Van Sommelsdijck vrede met de lokale opstandelingen en kreeg de plantage van Perduijn de naam Ostage. De bronnen zijn niet altijd duidelijk maar het heeft er alle schijn van dat Ganimet Perduijn gegijzeld hield tot er ter plekke vrede werd gesloten.
Schrijfster Aphra Behn (1640–1689) schreef in 1688 de roman Oroonoko over een slaaf in Suriname. De hoofdpersoon is een Afrikaanse prins uit Coramantien (Goudkust) die ontvoerd wordt en als slaaf naar de Britse kolonie in Suriname wordt gebracht, waar hij na een mislukte slavenopstand wordt geëxecuteerd.
De verteller van de roman is een vrouw, een van de Britse kolonisten, die Oroonoko in Suriname ontmoet. Het boek werd in de 18e eeuw in het Duits en Frans vertaald en speelde een rol in de anti-slavernijbeweging.
De setting en het verhaal van Aphra Behn over Oroonoko vertoont de nodige overeenkomsten met het leven van Ganimet.
Auteur: Nico Eigenhuis
Fort Sommelsdijk was een Nederlands koloniaal fort in Suriname. Het was gelegen op het punt waar de rivieren Commewijne en Cottica samenvloeien. Het had tot doel het achterland te beveiligen tegen invallen.
Het fort werd gesticht in 1686 en werd vernoemd naar Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, de toenmalige gouverneur van Suriname. In 1715 werd het fort versterkt, maar in 1748 werd het buiten gebruik gesteld. Het was overbodig geworden na het gereed komen, in 1747, van Fort Nieuw-Amsterdam aan de monding van de Commewijne. Wel bleven er een hospitaal en een militaire post gevestigd. Hierna was er van 1785 tot 1818 een missiepost gevestigd van de Evangelische Broedergemeente met onder andere een hospitaal. In 1870 werd het fort geheel verlaten. Tegenwoordig is het nauwelijks meer herkenbaar; het is vrijwel volledig opgegaan in de natuur.