Mevrouw Knöffel en de eigenaar van Frederiksdorp

← Terug

Mevrouw Knöffel

       Vorige pagina

De eigenaar van Frederiksdorp Johan Friederich Knöffel had een relatie met zijn slavin Grietje en hij liet hun twee dochters plantage Knöffelsgift na. Toch is Grietje waarschijnlijk nooit aangesproken als mevrouw Knöffel. Laten we dat nu maar alsnog doen.

foto van Nico Eigenhuis.Zie ook: Knoffel

In de 18e eeuw was de positie van zwarte vrouwen in Suriname niet te benijden Zo kennen we begin 18e eeuw de casus van de bekeerde en gemanumitteerde slavin Isabella die wilde trouwen om niet in ‘hoererij’ te hoeven leven.

Ze was als gemanumitteerd Christen een verschoppeling voor de blanke elite en zou door het ontbreken van een geschikte levenspartner volgens de destijds geldende normen als vanzelf terugvallen in slavernij.

Elisabeth Samson zorgde later in de 18e eeuw voor veel opschudding toen zij als eerste negerin het recht opeiste om een wettig huwelijk aan te gaan met een blanke man. Drie jaar duurde het voordat ze in 1767 toestemming kreeg om te trouwen. Haar beoogde echtgenoot was inmiddels overleden, dus trouwde ze uiteindelijk met de blanke Hermanus Zobre.

Relaties tussen witte vrouwen en zwarte mannen waren toentertijd nog volledig ondenkbaar, in geval dit naar buiten kwam werd de vrouw direct verbannen uit de kolonie en moest de man het met zijn leven bekopen.

In de op kleur gesorteerde maatschappij waren het in de 18e eeuw de gekleurde en zwarte vrouwen die -veelal door erfenissen- tot de bezittende klasse kwamen te behoren. Zo was bijvoorbeeld Elisabeth Samson eigenaresse van diverse plantages. De gekleurde mannen kenden nog lange tijd een ondergeschikte positie.

Zelfs gouverneur Wichers zag eind 18e eeuw geen kans hier verandering in te brengen, en vertrok met zijn gekleurde zoon Wicherides naar Nederland, die het aldaar zou brengen tot burgemeester van Uithoorn.

Johan Friederich Knöffel, bekend van o.a. plantage Frederiksdorp, had geen wettige kinderen, maar had in Suriname wel een gezin opgebouwd in concubinaat met zijn slavin Grietje.

Dit blijkt in 1768 uit zijn testament waarin bijzondere voorzieningen werden getroffen voor hun kinderen, de twee mulatten meisjes, Johanna Cornelia en Anna Dorothea van Frederiksdorff, die voor hun opleiding naar Nederland werden gestuurd. Voor hen moest na zijn overlijden manumissie worden aangevraagd, en zij werden erfgenaam van de naastgelegen kostgrond Knoffelsgift, waarop een huis voor hen gebouwd moest worden, en een aantal slaven aan hen werd toegewezen.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis