DE WESTGRENS met Guyana
Hierbij deed hij een belangrijke ontdekking: `intending to explore
the main Corantyne, but taking channels along the Western side of the
river, amongst a confusing array of islands of all sizes, I discovered a
river hitherto unknown . . . the New River, as I have called it'. Brown
heeft zowel deze zijrivier als de andere tak `what Schomburgk considered
to be the main river' tweemaal afgevaren van de samenvloeiing tot de bron
en terug.
Van de meeste mondingen die hij passeerde werden de breedte en
de diepte opgegeven. Zo bevond hij de monding van de New River 272 yard
breed met een diepte tussen de 6 en 30 voet terwijl de monding van de
Coeroeni maar 138 yard breed bleek te zijn bij een diepte variërend van 8
tot 28 voet. Zijn conclusie was dan ook dat wat tot dusver als de
hoofdvoortzetting van de Corantijn was beschouwd 'only a branch' was en de
New River 'the main source'.
Ook de Koetari leek Brown weer niet de
verdere hoofdvoortzetting van de Coeroeni als veronderstelde Corantijn.
Bij de samenvloeiing van de Coeroeni en de Koetari gekomen tekent hij aan:
'of these the former appears the larger but as the Jatter is marked on the
map as the boundary of the colony I ascended it'.
Na het bekend worden van
de onderzoekingen van Brown verschijnt de New River op de kaarten. In de
herziene 'Map of British Guiana' van de Royal Geografical Society van 1875
zijn de gegevens van Brown verwerkt, waarbij in navolging van hem de New
River veel breder is getekend dan de Coeroeni, welke als (voortgezette)
Corantijn werd aangeduid. De grens bleef evenwel langs de westelijke oever
van de Schomburgk-lijn lopen.
De eerste die in Suriname kennis kreeg van de gegevens van Brown
was de Inspecteur van Onderwijs Dr. H. D. Benjamins. Die heeft zich toen
direct naar de Gouverneur gehaast om deze te melden dat Suriname een stuk
groter was dan tot dusver werd verondersteld. Het was namelijk sinds de
17de eeuw een beginsel van volkerenrecht dat bij de kolonisatie van
Amerika het bezit van de kust zich naar het binnenland uitstrekte tot het
gehele stroomgebied van de in die kust uitmondende rivieren, terwijl
ingeval koloniën door een rivier gescheiden werden de grens werd gevormd
door de hele loop van deze rivier tot aan haar hoofdbron. De West-Europese
mogendheden hanteerden dit beginsel omdat bij de kolonisatie van het
Amerikaanse vasteland meestal slechts de zeekust ge-exploiteerd werd
zonder nog het binnenland of de bovenloop der rivieren te kennen.
Helaas heeft de Nederlandse regering de Engelse Regering nooit van
haar betere aanspraken op het nu 'betwiste' gebied kunnen overtuigen omdat
laatstgenoemde zich op het standpunt stelde dat de Nederlandse claim
verjaard was. Nederland heeft zich ook niet al te druk gemaakt over de
onderhavige driehoek, hoewel latere onderzoekingen, zoals die van de
wetenschappelijke expeditie onder leiding van Prof. Stahel in 1926, hebben
uitgewezen dat Barrington Brown gelijk had en dat de New River of
Boven-Corantijn inderdaad de hoofdvoortzetting van de Corantijn is.
Zo werd in 1936 door een officiële Nederlandse expeditie onder
vice-admiraal Káyser, tezamen met een Engelse en een Braziliaanse ploeg,
helemaal bij de bron van de Koetari op feestelijke wijze een
drielandenpunt van beton opgezet.