DE WESTGRENS met Guyana
Omstreeks 1800 kwam er aan de oostelijke oever van de monding van
de Corantijn ook een militaire post ter bescherming van de toen juist
begonnen nieuwe kolonisatie Nickerie. Aan de andere kant van de
Corantijnmond, aan de westelijke oever dus weer, schijnt er in die tijd
nog een Surinaamse `Posthouder-Uitgever' gevestigd te zijn geweest. In
1796 werd Berbice en in 1799 Suriname door de Engelsen veroverd. De
koloniën kwamen onder protectie van de Engelse Koning, totdat bij de vrede
zou zijn vastgesteld aan wie zij werden toegewezen. Kort na de capitulatie
van Suriname begaf de Gouverneur van Berbice, Van lmbyze van Batenburg,
zich naar Paramaribo om met de Surinaamse Gouverneur Friderici een
schikking te treffen over het land ten westen van de Corantijn. Op eigen
gezag hebben beide Gouverneurs toen, in 1799 nog, een nieuwe voorlopige
grensregeling vastgesteld.
De westelijke oever van de Corantijn tot de Duivelskreek kwam onder
het bestuur van Berbice. Geen van de eilanden was onder deze provisionele
afstand begrepen en evenmin `de post gevestigd op de Westoever van de
Rivier Corentin'.
Bij de Conventie van Londen in 1814 heeft Engeland zich verbonden
om Suriname aan Nederland terug te geven zoals die kolonie was op 1
januari 1803, waarbij in feite de overeenkomst tussen de Gouverneurs van
1799 werd bekrachtigd. Berbice echter bleef Brits.
De Surinaamse westgrens
tot de laagwaterlijn aan de westelijke oever van de Corantijn is sindsdien
nooit betwist. De post aan de westelijke zijde van die rivier is blijkbaar
spoedig verlaten en vergeten. Deze post is nadien stilzwijgend, zonder
enig protest van Suriname, bij Brits Guiana ingelijfd en is op geen enkele
gepubliceerde kaart opgenomen.
In 1840 kreeg de Duitse Geograaf Dr. Robert Schomburgk van de
Engelse Regering de opdracht om de grenzen van dat Brits Guiana op te
nemen en vast te leggen. Na eerst de west- en de zuidgrens van dat land te
hebben vastgesteld werd in 1843 beslist dat hij de Corantijn zou komen
afzakken na een onderzoek te hebben gedaan naar haar brongebied. De
Gouverneur van Suriname werd hiervan op de hoogte gesteld met vermelding
dat hier uitsluitend sprake zou zijn van een cartografische opname zonder
enige grensbepaling. Schomburgk is bij zijn exploratie van de bronrivier
afgegaan op informatie van indianen in het Trombetasgebied aan de
Braziliaanse kant, die de Corantijn ook wel Curitani schenen te noemen.
Lopende over de waterscheiding van het Acaraigebergte werd het brongebied
van zowel de Boven-Corantijn als de Oronoque ongemerkt gepasseerd. Als
bronrivier werd de Koetari aangemerkt, die de expeditie over land en met
het oversteken van de Aramatau bereikte. Daarop werd de veronderstelde
hoofdrivier de Koetari en vervolgens de verdere voortzetting, de Coeroeni,
afgezakt totdat men de kilometers brede stroomversnelling van de
eigenlijke Corantijn bereikte. Deze werd door Schomburgk genoemd de 'Falls
and Rapids of the Thousand Isles' (thans de Barrington Brown vallen). De
expeditie had haast want de voorraad levensmiddelen was vrijwel uitgeput
terwijl de leden al geruime tijd op rantsoen waren gesteld. Men is toen de
Boven-Corantijn, die daar achter een groot aantal eilanden en watervallen
óók in de Corantijn stroomt, voorbijgevaren zonder verder een onderzoek te
doen. Daarna werd de Corantijn afgezakt en via de zee Georgetown bereikt.
Schomburgk, die op grond van zijn verdiensten voor het Verenigd Koninkrijk
tot 'Sir' werd geridderd, publiceerde in 1846 zijn kaart van Brits Guiana
onder auspiciën van de zeer gezaghebbende `Royal Geografical Society' te
Londen.
Op deze kaart werd als de hoofdbronrivier van de Corantijn de
Coeroeni-Koetari aangegeven die als zodanig de voortzetting van de
oostgrens van Brits Guiana vormde. Niemand, óók niet in Suriname,
twijfelde aan de wetenschappelijke juistheid van dit nieuwe gegeven uit
het nog geheel onbekende binnenland. Merkwaardig is dat Schomburgk op de
plaats waar de Boven-Corantijn in de Corantijn vloeit op zijn kaart een
grote zijtak had getekend die hij `Pani' noemde. Indianen moeten hem
hebben ingelicht dat daar nog een belangrijke rivier stroomde maar bij
zijn overhaaste reis stroomaf heeft hij daarvan niet eens de monding
geverifieerd. Jaren later kwam er in Brits Guiana weer een missie aan met
een officiële opdracht van de Engelse Regering, doch nu niet om de grenzen
vast te stellen maar om geologisch onderzoek te doen. Deze missie bestond
uit de heren Charles Barrington Brown en James Sawkins. In 1871 heeft
Brown een veel nauwkeuriger opname gedaan dan Schomburgk van de bovenloop
van de Corantijn.