Forten en verdedigingswerken.
De posten bevonden zich op signaalafstand van elkaar; deze signalen
werden gegeven door geweervuur, blazen op de trompet of geroffel op de
trom. Bovendien was op elke post een paard zodat een belangrijk bericht
met steeds een fris paard snel kon worden overgebracht van de ene post
naar de andere. Zo rond 1780 bestond de bezetting van het Militair Cordon
uit 5 kapiteins, 19 luitenants, 44 sergeanten, 69 korporaals, 24
oppassers, 5 bakkers en 955 soldaten. Vijf bakkers om brood te bakken voor
de gehele bezetting was niet te veel, vermoedelijk kregen alleen de
blanken brood. Bij elke post was een stuk kostgrond, waarop groenten en
rijst werden verbouwd. Verder moest men door de jacht en de visserij aan
vlees en vis zien te komen.
Op 20 oktober 1862 werd de proclamatie afgekondigd dat weggelopen
slaven niet meer zouden worden gestraft vanwege het feit dat zij waren
weggelopen; op 1 juli 1863 werd de slavernij officieel afgeschaft.
Sedertdien had het Cordonpad geen bestaansrecht meer en aangenomen moet
worden dat successievelijk alle posten aan het oerwoud werden prijs
gegeven. In de zestiger jaren van deze eeuw heeft de TRIS (Troepenmacht in
Suriname) het oude Cordonpad door openkapping van het woud weer terug
kunnen vinden. Daarbij is het niet gebleven, men vond ook oude kanonnen en
zelfs werd een grafsteen blootgelegd van een luitenant van het Bataillon
Jagers, 8 september 1828 bij Goeverneurslust overleden. Een eerdere
verdedigingslinie tegen de Marrons was het Oranjepad. Het liep van de Post
Rama, aan de Surinamerivier naar de Post de Zeven Provinciën aan de
Saramacca. Dit pad was 26 km lang en omsloot slechts een klein deel van
het te beveiligen plantage-complex. Het zou meer worden `verdedigd' door
kolonisten uit de Palz dan door militairen! Als 'verdedigingslinie' is het
dan ook bij een poging gebleven.
Niet van alle militaire posten in Suriname is de bouw- en/of
krijgsgeschiedenis bewaard gebleven, als zij tenminste ooit eens werden
opgetekend! Van enkele posten is echter het volgende bekend:
Armina: lag in een woest en
verlaten gebied en stond daarom bekend als een `onaangename'
militaire post. De versterking bestond uit een vierkante palissadering welke een blokhuis,
magazijnen, officierswoningen en manschappenverblijf omsloot. De genoemde gebouwen waren opgetrokken van stammen en
gedekt met bladeren van de pina, een palmsoort. De bewapening bestond
uit vier kleine stukken, op elke hoek van de palissadering
één. In 1806 werd de post door Marrons overvallen, de officieren
en de chirurgijn vermoord, de Afro-Surinaamse soldaten liepen over naar de Marrons,
de gebouwen werden geplunderd en daarna in brand gestoken.
Batavia: werd na opheffing van de militaire status een
melaatsenkolonie, waar vooral in de eerste helft van de 19e eeuw
erbarmelijke toestanden heersten.
Braamspunt: batterij en seinpost onder bevel van de commandant van
Fort Nieuw Amsterdam; bezetting: een onderofficier, enige Europese Jagers
en enige Guides (Afro-Surinaamse soldaten).
Brandwacht: militaire seinpost aan de Motkreek; een onderofficier,
tien manschappen.
Coronie: militaire post, een sergeant, acht soldaten.
Devil's Harwar: eind 1700 als militaire post ingericht om de
bovenloop van de Cottica te beveiligen. Het complex heeft bestaan uit een
officierswoning, een woning voor de onder-officieren, een
soldatenverblijf, een zeer ruim ziekenhuis(!), een badhuis, alles
opgetrokken van pina. De bezetting had veel te lijden van muskieten en
mompieren (of mampieren, venijnig stekende muggen, overbrengers van
micro-filaria).
Gelderland: de eerste post van het Cordonpad; men roemde er het
drinkwater!
Groningen: opgericht 1790 door de Gouverneur Generaal Jan Gerhard
Wichers; het huis van de commandant had twee verdiepingen; de ommuring van
schelpsteen is niet voltooid geworden.
Nickeriepunt of Nieuw Rotterdam: onversterkte militaire post
(officierswoning en kazerne).