SLAVENHANDEL.
VERBOD VAN SLAVENHANDEL
Bij Koninklijk Besluit van 15 juni 1814 werd de slavenhandel aan onderdanen van de Nederlandse kroon verboden. Toen Suriname en de Nederlandse Antillen op 13 aug. 1814 per verdrag weer van Engelse in Nederlandse handen overgingen, werd het daar reeds bestaande verbod op de slavenhandel, ingevoerd gedurende het Engelse tussenbewind, door de Nederlandse regering gehandhaafd. Op 4 mei 1818 werd voor de wering van de illegale slavenhandel een speciaal traktaat met Engeland gesloten, dat voorzag in de oprichting van twee gemengde gerechtshoven tot bestraffing van de overtreders. Een van deze gerechtshoven werd gevestigd in Sierra Leone en vonniste in de periode tussen 1819 en 1862 -22- illegale slavenschepen, die alle de Nederlandse vlag droegen. Het andere gemengde gerechtshof werd te Paramaribo gevestigd en heeft gedurende de periode van zijn bestaan tussen 1819 en 1845 slechts één illegaal slavenschip veroordeeld. Maar uit de rapporten van de te Paramaribo gestationeerde Engelse rechters van het gemengd gerechtshof blijkt, dat er nog vele slaven ( tot 8000 per jaar, +/- 250 slaven per schip ) illegaal Suriname werden binnengesmokkeld onder stilzwijgende goedkeuring van de lokale autoriteiten.
In totaal hebben de Nederlanders gedurende de 17de eeuw ongeveer 100.000 slaven overgebracht naar Suriname en gedurende de 18de eeuw nog eens ongeveer 400.000.In totaal 500.000 ( een half miljoen slaven )
Een goed overzicht van de techniek van de slavenhandel biedt ons het overgebleven archief van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) uit Zeeland, die gedurende de periode tussen 1733 en 1802 - 108 slavenreizen maakte.
Van het aantal slaven die de MCC vervoerde, bereikten 80% levend hun eindbestemming. Het percentage voor de door de WIC uitgevoerde reizen tussen 1675 en 1734 tendeert naar een sterfte van ongeveer 15%. Van de door de MCC uitgeruste schepen kocht 61,2% van de kapiteins slaven op de kust van Guinea en 26,8% op de kust van Angola, terwijl 11% van de schepen op beide kusten slaven inhandelden. De slaven uit Angola werden voornamelijk aan de planters in Suriname verkocht.
Zo moesten de slaven aan boord "verpakt" worden De reis duurde ongeveer 6 maanden
De uitrusting van een slavenschip was een gecompliceerde aangelegenheid: met zorg werd de lading samengesteld, waarmee langs de Afrikaanse kust de slaven werden "ingekocht". De gemiddelde bemanning van een mcc-slavenhaler bestond uit 36 personen. Het eerste deel van de gemiddelde slavenreis, van de thuishaven naar de westkust van Afrika, duurde voor de mcc-schepen twee tot drie maanden. Vervolgens zeilde het schip gedurende enkele maanden tot een half jaar langs de kust om slaven in te kopen.
Een lastige slaaf, met handvat
Gedurende het monopolie van de wic kostte het inkopen en inladen van de slaven minder tijd, omdat de plaatselijke agenten van de West-Indische Compagnie dat voor hun rekening namen. De door de MCC-kapiteins ingekochte slaven waren voor 40,9% vrouwen en voor 59,1% mannen. Voor een mannelijke slaaf werd in ruilgoederen f 58 tot f 158 betaald; voor een vrouwelijke slaaf ƒ 57 tot ƒ 141. De verkoopprijzen liepen uiteen van f 600 á f 800 voor een slaaf. Slavinnen, meisjes en jongens leverden minder op. Voor de slaven werd betaald met wissels of met contant geld. Een deel van de opbrengst van de slavenverkoop werd gebruikt voor de aanschaf van suiker, koffie, cacao en huiden, die als retourlading mee naar Nederland werden genomen. Het gemiddelde aantal slaven dat op mcc-schepen werd ingekocht, bedroeg 287. De gemiddelde tijdsduur van de oversteek tussen Afrika en Amerika bedroeg 62 dagen. Bij aankomst werd 54,3% der slaven publiek geveild; 45,7% werd ondershands verkocht.
|