|
| |
| SURINAME AFDELINGEN -
Geschiedenis - - GELDZAKEN
terug
Geldzaken ( Geschiedenis )
3. Ordening van het surinaams
geldwezen.
Aansluiting bij het nederlandse
geldwezen, 1828-1940.
De nederlandse regering voorzag in
1826-1828 Suriname van f 400.000.-
aan zilveren en koperen munten en
voor f 2 miljoen aan bankbiljetten,
uitgegeven door de belgische
circulatiebank de' Algemene
Maatschappij ter begunstiging van de
volksvlijt' (thans bekend als de 'Société
Générale de Belgique' te Brussel).
Deze instelling verleende daartoe een
krediet van f 2,4 miljoen aan de
kolonie tegen 5% rente. De
Nederlandsche Bank voelde niets voor
de uitgifte van haar biljetten in
Suriname.
Het overbrengen van de grote
hoeveelheid munten betekende een
begin van de verbetering der
muntcirculatie en de schaarste aan
pasmunt verdween geleidelijk na enige
tientallen jaren. Met de voorziening van
papiergeld, vooral de grote coupures,
bleef het voorlopig sukkelen. De
biljetten der Algemene Maatschappij
verdwenen namelijk weer spoedig naar
het moederland of in de oude kous.
Op voorstel van Commissaris-Generaal
J. van den Bosch -de later bekende
Gouverneur-Generaal van Nederlands
Oost-Indië- , die in 1827-1828 de
Westindische koloniën bezocht om
daar orde op zaken te stellen, werd in
1829 de Particuliere West-Indische
Bank opgericht. Zij was ondanks haar
naam in feite een instelling van het
Bestuur der kolonie en kreeg
bevoegdheid om voor f 3 miljoen
bankbiljetten uit te geven. De biljetten
der Algemene Maatschappij werden
toen ingetrokken. Een rood biljet van
de West-Indische Bank ter waarde van
15 cent heette 'wan redi redi', haar
merkwaardige zeskantige biljet van 25 ;
cent heette 'wan skoinsi (een
schuine?)' en het biljet van 50 cent
'wan banknotoe'.
De West-Indische Bank ging echter
over tot verstrekking van grote
kredieten aan plantages, welke ten
dele oninbaar bleken, en zij gaf teveel
ongedekte bankbiljetten uit. Reeds in
1831 werd haar bankpapier
oninwisselbaar en het daalde in koers.
Zij is in 1848 roemloos geliquideerd.
Tot aan de oprichting van De
Surinaamsche Bank in 1865
circuleerden in Suriname geen
bankbiljetten tegen de nominale
waarde hiervan.
In de jaren waarin het moderne
handelsbankwezen zijn intocht deed in
Nederland, werd vanuit dit land ook in
Suriname een bank gesticht. Zij heette
De Surinaamsche Bank en fungeerde
als handelsbank en als circulatiebank.
Zij werd beter geleid dan de eerste
surinaamse circulatiebank en vermeed
het zo riskante plantagegrondkrediet.
Zij verschafte het land eindelijk een
deugdelijk papieren betaalmiddel.
Nadien was het surinaamse geldwezen
in feite gesaneerd en liep het parallel
met het nederlandse geldwezen. De
geldvoorziening was in de regel
aangepast aan de behoeften, noch te
krap noch te ruim, en nederlandse
betaalmiddelen deden geen opgeld
meer ten opzichte van surinaamse.
De biljetten van De Surinaamsche
Bank zijn historisch belangwekkend
door de verschillende pogingen hierop
het surinaamse wapen weer te geven.
De definitieve vorm van dit
Landswapen heeft namelijk lang op
zich laten wachten. Interessant is
verder de voorstelling op de eerste
uitgifte in 1865 van een Marron die
knielend voor de nederlandse maagd
zijn slavenketenen afwerpt (een
herinnering aan de slavenbevrijding op
1 juli 1863), en de combinatie van het
fantasiewapen van Suriname, dat een
zeilschip vertoont, met een stoomschip
op de achtergrond. Ook is bekend
geworden het in 1935 uitgegeven
vijfguldenbiljet met op de rechterhelft
het kotomisi kopje.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |