|
| |
| SURINAME AFDELINGEN -
Geschiedenis - - GOUD
terug
GOUD
Begrippen uit de goudwereld. ( vervolg )
Loodkoning.
De lood-goud-legering welke bij het essayeren van grondmonsters op goud na het smelten ontstaat.
Prospectie.
Verkenning naar de goudvoorkomens.
In het verleden was dit een tijdrovende zaak, omdat met de hand prospectiekuilen, soms tot 4 rn diep, moesten
worden gemaakt. In de oude goudgebieden vindt men deze kuilen
overal in het bos nog terug.
Pulp.
Het goudhoudende steengruis met water uit de kogelmolen vóór het
amalgameren.
Repasseren.
Het opnieuw in bewerking nemen van
reeds bewerkte gronden.
Riffels.
Vakterm voor de richels in de uitstroomgoot van de longtom, waartussen het kwik wordt geplaatst.
Rif.
Vakterm voor een harde goudhoudende kwartsgang in het nevengesteente.
Deze gangen zijn tot op grote diepte te volgen en bevatten de primaire
goudafzettingen. De exploitatie vereist
een systeem van mijnschachten en tunnels, dat ook tot in onze dagen nog
wordt toegepast door de kleine gouddelvers.
Pay-dirt.
Het goudhoudende grond-watermengsel vóór hetwassen.
Pepiet (nugget).
Vakterm, afgeleid uit het frans, voor een klomp gedegen goud. Echte
pepieten zijn, hoewel vroeger vaak gevonden in Suriname, zeldzaam.
Men neemt aan dat zij gevormd zijn door neerslag in de bodem van in
oplossing getransporteerd goud.
(engels: nugget).
Pixkaxe.
Houweel, populair werktuig uit de goudvelden.
Placer.
Goudvindplaats, uitdrukking afgeleid uit het spaans. Vakterm voor
secundaire goudafzettingen ( placerafzettingen ). Daar de goudwinning in
Suriname hoofdzakelijk werd bedreven in deze secundaire
afzettingen vinden we het woord placer veelvuldig terug in de namen
der goudmaatschappijen die hier hebben gewerkt of nog werken.
( frans: dégrad ).
Po(r)knokker.
Kleine zelfstandige goudzoeker. Men kan twee verschillende afleidingen
vermoeden, in de eerste plaats: de man die op een goede vondst hoopt te
stuiten ( pocket-knocker ); in de tweede plaats: de man die zo weinig bezit dat
hij slechts varkensvlees ( pork ) kan eten. ( frans: maraudeur ).
Sluis. ( Wasgoot of 'sluice box' )
Een systeem van meerdere in elkaar uitmondende houten goten ( boxen )
onder een helling van ca. 1 op 12, waarin onder toevoer van water de
goudhoudende grond, bij voorkeur zand, wordt uitgespoeld. Het systeem
leent zich goed voor de exploitatie der placer-afzettingen en werd na het
falen der machines in Suriname veelvuldig toegepast. De capaciteit
ook aan mankracht, is, bij voldoende watertoevoer, aanmerkelijk groter dan van de longtom (1-4 m3 grond per man per dag).
Stampbatterij (stamp mill).
Een vast gemonteerde stalen trommel, waarin stalen stampers op en neer bewegen of ronddraaien,
teneinde het gesteente voor verdere verwerking te vergruizen.
Tailings.
Vakterm voor de uitgewassen gouderts-resten. Deze tailings zijn vaak weer met succes bewerkt na de
introductie van betere winningsmethoden.
Toucheren.
Het verdiepen van de prospectiekuil tot op het bodemgesteente bij de goudprospectie.
Vorkman.
Degene, die bij de sluis de grond omwoelt en de grove waardeloze
bestanddelen verwijdert.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |