|
| |
| SURINAME AFDELINGEN -
Geschiedenis - - 20 ste EEUW
terug
SURINAME IN DE 20 ste EEUW
DE EERSTE JAREN.
Suriname is een deel van deze steeds kleiner wordende en dichter naar elkaar toegroeiende wereld en het is dus duidelijk dat al deze ontwikkelingen en veranderingen in de wereld niet aan Suriname zijn voorbijgegaan en dat al die veranderingen op wereldniveau ook invloed hebben gehad op de ontwikkelingen in Suriname.
Op geen ander gebied zijn de veranderingen zo goed merkbaar als in de gewone dingen van het dagelijks leven.
Wie in de beginjaren van deze eeuw een wandeling maakte door Paramaribo kon toen nog midden op straat lopen, zonder bang te zijn door een auto te worden aangereden, want auto's waren er nog niet.
De mensen die hij op straat tegenkwam waren vooral Creolen, of politiek correcter Afro-Surinamers, want het aantal Brits Indiërs en Javanen was nog vrij gering en bovendien woonden de meeste van hen op de plantages.
De mensen die de straat opgingen waren over het algemeen netjes gekleed. De (overwegend Creoolse) middenstanders met een jas aan, maar ook de mensen uit de lagere volksklasse waren eenvoudig, maar netjes gekleed. Als men geen geld had voor schoenen, dan droeg men een tiptip (een houten zool, met een deel van een fietsband er overheen). Deze kon men zelf maken, of kopen voor een dubbeltje. De Creoolse vrouwen gingen veel meer dan tegenwoordig gekleed als kotomisi, met de angisa op het hoofd.
Ook de immigranten gingen nog vaak gekleed in de traditionele klederdracht uit het land van herkomst. Niet luxueus, maar altijd netjes.
Op de hoek van elke straat was er wel een "Chinese winkel", een woord dat een begrip geworden is in de Surinaamse samenlevingen. Een winkel waarin men van alles krijgen kon, van liktongo's en watrakans tot zoutvlees en parfums. En de Chinees mopperde niet als men maar voor een halve cent snoep kocht. Of een ijsblok voor een cent.
De woningen waren voor het grootste deel van hout. Voor zover ze bewoond werden door de meer gegoeden lagen ze meer in het centrum van Paramaribo, waren ze groot, vaak voorzien van een balkon en met een tuin. De meeste mensen woonden echter in kleinere huizen en de armere moesten genoegen nemen met een pras'oso, een erfwoning met soms maar een of twee kamers en met was- en privaatruimte die gedeeld moest worden met de andere bewoners van het erf.
Veel huizen waren ingericht met wenerhouten stoelen, een djaroesoe stoeroe en hobbelstoelen, een mooie glazenkast met de beroemde kroon of een dressoir en een mimietje
En in de slaapkamer een hemelbed en een klerenkast, ook vaak met een kroon. Allemaal meubels die schaars geworden zijn en die we nu antiek noemen.
Al deze meubelen werden in Suriname gemaakt, van Surinaams hout (vaak mahonie of ceder) en door Surinaamse meubelmakers.
De keuken stond vaak op het erf, vooral om het brandgevaar. De brandweer was minder modern uitgerust dan in onze tijd, maar men beschikte wel over een brandwaterleiding, die ervoor zorgde dat men overal in Paramaribo over bluswater kon beschikken (de watertoren van deze leiding stond ongeveer waar nu de veersteiger staat).
Men kookte toen op houtvuren of op een koolpot met houtskool. In huis was er dan een bottelarie, waar de borden en kopjes werden opgeborgen en waar het eten werd opgeschept.
De voeding was totaal anders dan in onze tijd. Nog geen rijst als hoofdvoedsel, maar meer aardvruchten en bananen. En als stimofo erbij zoutvlees of bakkeljauw, al of niet verwerkt in groenten. Kip of rundvlees was een ware traktatie. Per week werd maar een koe geslacht.
De slager maakte dan van tevoren reclame voor zijn vlees, door zijn versierde koe een wandeling te laten maken door Paramaribo, vaak gevolgd door een optocht van jongens, die dit festijn niet wilden missen (kaw verjari). En ja,het kan niet missen, een maal raakte de verwilderde koe los en op hol, om terecht te komen op het erf van de Hendrikschool, waarna de politie er aan te pas moest komen om het beest onschadelijk te maken.
Zwervers zoals wij die later hebben leren kennen in Paramaribo waren er toen nog niet.. Werk was er genoeg op de plantages of in de bosbedrijven. En vanaf 1904 ook bij de aanleg van de spoorweg. In de jaren '20 bestond bovendien de mogelijkheid om op Curaçao te gaan werken. Of in het toenmalige Ned. Oost - Indië.
In de jaren '30 heerste er echter grote werkloosheid in Suriname, als gevolg van de economische wereldcrisis. Omdat ook andere landen door de crisis waren getroffen keerden veel Surinamers terug uit de Antillen, waardoor niet alleen het aantal werklozen in ons land toenam, maar de steun die al die jaren uit Curaçao naar ons land was gevloeid hield ook op. De jaren '30 waren voor de meeste Surinamers een moeilijke tijd en men sprak dan ook van 'goejaba ten'.
Sociale maatregelen zoals kinderbijslag en AOV bestonden toen nog niet, maar het Gouvernement probeerde niettemin de mensen tegemoet te komen door o.a. de goudwinning gemakkelijker te maken en binnenlandse kolonisatie te steunen. Zo ontstonden in die jaren de nederzettingen te Creola (achter Uitkijk), Leiding 7B en Herminadorp aan de Marowijne. De bedoeling hierbij was vooral om werkloze Creolen aan een bestaan in de landbouw te helpen.
Ook werden door het uitvoeren van openbare werken veel mensen aan werk geholpen.
In die jaren '30 werd de weg naar Domburg aangelegd, evenals de Meursweg en de weg naar Groningen.
Ook particulieren beijverden zich om hulp te bieden waar dat mogelijk was In het bijzonder moet genoemd worden het werk van het Leger des Heils,dat aan de Saramaccastraat een opvanghuis opende voor daklozen (frenki baka), die daar terecht konden voor een nacht tegen betaling van zeven en een halve cent. Ze kregen voor dat 'geld' dan bovendien een ontbijt (met skratie). Ze werden wel verplicht een bad te nemen. Ook opende het Leger des Heils in 1931 een Volksgaarkeuken, waar men voor een paar centen een warme maaltijd kon verkrijgen.
Maatregelen van de Overheid en van particulieren waren echter slechts een druppel op de gloeiende plaat en zij konden niet verhinderen dat er grote onrust ontstond, die zich in 1931 uitte in betogingen en straatrellen, waarbij o.m. broodwagens werden geplunderd..
Deze acties stonden onder leiding van Doedel, Lepelblad, e.a.
Twee jaar later probeerde de uit Nederland teruggekeerde Anton de Kom een werknemersorganisatie op te zetten. Na amper vier weken werd hij echter opgesloten en na enkele maanden op de boot gezet naar Nederland.
Na enkele jaren herstelde de wereldeconomie zich en ook in Suriname kwam er een opleving. Toen kort daarna de Tweede Wereldoorlog uitbrak was er van werkloosheid geen sprake meer. Men vond een baan bij de zich uitbreidende bauxietbedrijven (vooral Paranam en Billiton) of bij de uitvoering van defensiewerken (bouw van kampementen en schuilloopgraven) of men werd schutter.
Een ijskast was er begin van deze eeuw nog niet in huis. Wie ijswater wilde drinken of zijn limonade wilde koelen, moest ijs gaan kopen in een van de kiosken van de ijsfabriek, waar men voor vier cent een pond ijs kon kopen. Een glas ijswater was dan ook een ware traktatie in die tijd.
In veel huizen was er een kruik van aardewerk, waar drinkwater in gekoeld werd.
Limonade was reeds te verkrijgen in Suriname. Strater Esser in de bekende kogelflessen was een begrip. En zij waren niet de enige producenten van limonade in Paramaribo. Ook Nickerie kende trouwens al vroeg zijn eigen limonadefabrieken (Sitalsing en Tjon Tjauw Liem ). Het was allemaal wel een beetje primitiever dan in onze tijd : De flessen werden een voor een gevuld en voor de sluiting van elke fles moest een hendel worden overgehaald.
Telefoons die we nu in bijna elk huis vinden waren er nog niet. In heel Suriname waren er aan het begin van de eeuw maar enkele tientallen telefoontoestellen.
Radio en televisie waren zaken die nog volkomen onbekend waren. Zelfs de woorden kende men nog niet.
Waterleiding kende men in Suriname toen ook nog niet. Op de meeste erven waren er regenbakken of vaten om het regenwater op te vangen. Voor de zekerheid liet men vaak ook nog een put graven.
Ook het Gouvernement leverde hierin zijn bijdrage door op diverse plaatsen in Paramaribo grote putten te graven, waar mensen in tijd van nood water konden halen. Zo'n put vinden we nu nog naast de ingang van Thalia aan de Dokter Nassylaan
Toch kon het gebeuren in tijden van grote droogte dat er echt een waternood heerste in Paramaribo, zoals bijvoorbeeld in 1912 en 1925. Het Gouvernement liet toen met de trein water halen uit het Paragebied, dat gedistribueerd werd.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |