J.M.J. V. Paramaribo 1950 - II
Paramaribo 06.1950
Onze Junivacantie of liever Meivakantie is voorbij. En toch zit ik momenteel niets te doen. Ik heb straf gekregen, waarvoor zullen we maar in het midden laten. Ik ben mijn stem kwijt, helegaar kwijt. Boze tongen beweren dat het van te veel praten komt. Anderen wijten het aan het niet altijd parlementair zijn in de mond.
Ik laat ze maar praten en houd me aan het voorschrift van de dokter, niet praten. En omdat ik nu zo stil zit de hele dag, begin ik maar met een brief te tikken aan jou. Het is tegelijk een goeie oefening voor me want ik heb in geen jaren meer voor een schrijfmachine gezeten en wat men niet blijft doen vergeet men.
We waren met de bus op stap met twee CuraÇaose gasten van ons en rustten wat uit op Leiding 9 A. Er zijn veel van die leidingen of tochtsloten op deze weg, want dit is de grote Saramaccapolder, die zijn water loost op het Saramaccakanaal en dit op zijn beurt weer op de Suriname rivier.
We zijn langs een van die tochtsloten op de grote weg gekomen. Een beetje unheimisch is dat wel. De weg is maar smal en bij een ontmoeting van twee auto's moet je het kantje wat er overblijft maar wagen of teruggaan. Gelukkig zijn wij de enige geweest op die weg voor een kwartier en dat is genoeg om er over te komen.
Aan de overkant van die tochtsloot wonen mensen. De verbinding met de weg bestaat uit een boomstammetje, de breedte van een gewone voetzool, zonder leuning. Voor ons een heksentoer om daar over te komen. Maar die mensen zijn er aan gewend. De kinderen lopen er net over of ze over een gewone brede weg lopen.
Een moeder kwam juist thuis van het veld. Op haar hoofd droeg ze een grote mand met aardvruchten. Midden op het brugje zat een jongetje te vissen. Toen de vrouw vlak bij hem was ging hij plat op zijn buik dwars over de brug liggen, de vrouw stapt over hem heen en het visserijbedrijf kan weer worden voortgezet.
Het is de weg naar Uitkijk, een stukje van de 96 k.m. lange weg van Paramaribo naar de Coppenamerivier.
Toen ik hier kwam was de enige manier om in het district Coronie te komen, de zee. Maar dat was voor veel mensen een marteling. De boten konden niet tot de aanlegplaats in Coronie komen. Passagiers en vracht moesten dan van de zeeboot in vissersschuiten overgeheveld worden. De tocht duurde toen nog enkele uren in volle zon of regen.
Later is er na voortdurend gelamenteer wel een beetje verbetering in gekomen doordat een motorboot voor de passagiers werd ingeschakeld en die dan tevens de vrachtboten op sleeptouw nam.
Maar de zee zelf is de beste pleitbezorgster geweest voor de verbetering. Ze slibde aan en spoelde weg en zo was ze voortdurend verandering brengend bezig aan de kust. Toen begon men met ernst aan een landverbinding te denken.
Dat was eerder gezegd dan gedaan want de weg zou, hoe ook gelegd, door zwampen moeten. Men begon van Moroni uit naar de Coppename rivier onder leiding van een landmeter met een stel gevangenen die tot openbare tewerkstelling veroordeeld waren. Ze stonden onder toezicht van een sergeant en enkele soldaten.
Na een paar jaar was de 65 k.m. lange weg klaar. Nu kon men voortaan van Paramaribo, over het Saramaccakanaal, Saramaccarivier, Coppenamerivier en dan verder over land naar Coronie. En nog enkele jaren later was ook de weg Par'bo Coppename klaar 95 3/4 k.m.
De route is nu zo: per auto naar Uitkijk, overzetten over de Saramaccarivier met de auto en al naar Hamburg, vandaar in een stuk door naar Coppename toe. Daar weer overzetten nu zonder auto en dan verder de laatste 65 K.m. Ik heb de weg al op alle manieren gemaakt.
Deze dagen las ik in de krant dat we er een nieuw bauxietbedrijf er bij krijgen. Dat zou dan het vierde zijn, een te Moengo aan de Cotticarivier, Paranam een de Surinamerivier , de Biliton dicht bij de Surinamerivier en nu bij Rorac eveneens aan de Surinamerivier. Je hebt er daar dan drie vlak bij elkaar.
Altijd door liggen er bauxietschepen in de haven. De meeste schepen zijn van de Alcoamaatschappij, maar er zijn er bovendien van heel de wereld die door deze maatschappij gecharterd zijn. Finnen, Noren Grieken en Panamezen. Er is ook alle soort van scheepsvolk. Bijna geregeld komt er zo'n stel voetballen op het sportterrein van ons.
Een tijdje geleden stond een heel Grieks elftal tegenover een Fins allemaal scheepslui. Het engels dat ze spraken dat was nog te verwerken maar voor het grieks of fins had ik geen wisselgeld terug.
Het bauxietbedrijf op Moengo is het oudste. De grootste zeeschepen kunnen daar komen door de smalle maar zeer diepe Cottica. Ze is zo smal dat geen twee schepen elkaar kunnen passeren. Maar de diepte is tussen de 20 en 30 meter. Als een schip er naartoe vaart draaien ze ongeveer halverwege om en gaan dan achteruit verder. Als ze dan geladen terugkomen kunnen ongestoord doorvaren.
De natuur zelf heeft voor een mooie zwaaikom gezorgd. Op ongeveer driekwart van de weg naar Moengo komt de Perica in de Cottica uit. Daardoor wordt ze hier even veel breder en kunnen de schepen dus ook keren. Hier wachten de boten op weg om andere volgeladen te laten passeren.
Het is zo'n leuk gezicht als je in een korjaal zo'n zeereus passeert. Het is dan net of een heel kasteel je voorbij vaart. Als het gevaarte voorbij is blijf je dan een tijdje nog jezelf en de boot vasthouden , want zo'n grote kanjer brengt zo'n zuiging in het water teweeg, dat je alle moeite moet doen om niet meegetrokken te worden.
Er zijn wel eens bosnegers of Indianen die zich laten meetrekken, net zoals fietsers zich door een auto laten meenemen.Dat heeft een paar maanden geleden een Indiaan het leven gekost.
Met z'n tweeën waren ze op weg naar de stad met hun korjaal. Toen een bauxiteboot hen passeerde bonden ze de korjaal vast en klauterden naar boven op de zeeboot.Ze reizen dan gratis, krijgen nog de kost op de koop toe.
Op een geven moment zonk de korjaal. De Indianen sprongen zo maar in het water niet lettend op de sterke zuiging. De ene kon er gauw uitkomen de andere vond men na het stileggen van de boot onder tegen de wand gedrukt dood.
We hebben pas geleden schoolwedstrijden gehad in het voetballen om een beker. Onze school de St.Paulusmulo versloeg de openbare mulo met 3-1. Wat waren die lui woest, want ze gunnen ons niets.
De tweede wedstrijd tegen een protestantse ulo werd weer gewonnen met 3-1. Daarna kwam de derde wedstrijd tegen de sterkste rivalen de twee enigste ongeslagen clubs tegen elkaar, onze school en de protestantse mulo. De strijd eindigde 1-1.
Nu werden drie penalty's geschoten, waarbij onze schutter er een tegen de lat schoot. Daarmee was de beker voor ons verkeken. Maar een volgende keer zullen ze beter oppassen hebben en ze gezegd.
Voetbalen is de meest geliefde sport, tennissen is meer voor de gegoeden, cricket wordt ook nogal gespeeld, maar dat gebeurd het meeste onder hen die meer engels aangestreken zijn. De Amerikanen hebben er onder de oorlog basketbal ingebracht. Dit is een sport die er bij de Chinezen vooral ingegaan is.
Worstelen als sport vindt me veel bij de Hindoestanen en boksen begint er steeds meer in te komen.
Curaçao 07.1950
Zoals ik jullie al schreef is mijn stem al sinds enige tijd niet in orde. Na een onderzoek door een keelarts kreeg ik niet roken, geen harde kost, niet praten, 3 weken niet naar school. Al dat hielp niets. Ik kreeg weer 3 weken
Toen schreef onze missieoverste naar CuraÇao of daar geen goed specialist was. Van CuraÇao was Vrijdagsavonds al een telegram dat ik direct moest komen. Zaterdagsmorgens zijn we per auto direct aan het rondsjezen gegaan voor de nodige papieren, paspoort, gezondheidsverklaring, verlof om te vertrekken, passage bespreken voor het vliegtuig: 's Middags om half 2 had ik alles bij elkaar, een reuzenprestatie, want anders doe je er 2 á 3 weken over.
En nu iets over de reis naar CuraÇao. Om goed half 5 werden we op Zanderij uitgenodigd in te stappen. Het was een extra vliegtuig die nu en dan ingelegd worden van CuraÇao naar Suriname en terug. Het was dus geen groot, 2 motorig met 21 zitplaatsen, aan de ene kant 7 rijen van 2 stoelen aan de andere kant 7 van 1 stoel.
In het begin is het erg warm want alles is potdicht, de deuren en de raampjes, wel zoeven er vans van de luchtverversing. Lang hoeven we niet te wachten, na een seintje begint de machine over de startbaan te taxiën, we moeten onze riemen die aan de stoel vastzitten om het lijf gespen en er mag niet gerookt worden.
Nadat het vliegtuig een flinke baan heeft uitgelopen, en over een ander weer is teruggekeerd staat hij stil. De motoren beginnen u wel sneller te razen en even later zie je de grond onder je verdwijnen. Ze zit in de lucht zonder dat je het weet.
Vanuit de lucht zien de Surinaamse bossen er uit als bloemkool, de rivieren als witte kronkelende linten. We koersen naar zee en dan langs de kust naar het vliegveld van Demarara. Na een paar uurtjes vliegen zijn we daar.
Hier wordt bijgetankt, een paar passagiers blijven hier en wij kunnen wachten in een grote wachtkamer. Onderwijl wordt alles uitgeveegd, vracht van nieuwe passagiers bijgeladen. Na een goed half uur kunnen we weer instappen. Nu is alles bezet. De riemen worden weer vastgesjord en daar gaat ie weer nu voor 4 uur.
Als we boven zitten kunnen de riemen weer los en mag er gerookt worden, er wordt zelfs een sigaret gepresenteerd. Een beetje later komt de steward rond of je trek heb in een glas sinaasappelsap, 'n kop thee of koffie. Je krijgt een klein kussentje op je knieën daar plant je je kop koffie op, een stuk cake, een builtje suiker, een kannetje melk, een lepeltje.
Je kunt desgewenst gaan slapen, je drukt op een knop en je stoel slaat achterover en je kunt half gaan liggen. Om een uur of 7 is het etenstijd. De steward komt weer rond en nu krijg je een presenteerblad met een tas bouillon, een bord met een flink stuk bief, aardappelpuré, saus en worteltjes en pudding.
Het smaakte fijn. Hoe die man in zo'n kleine ruimte kan manoeuvreren snap ik niet. Na het eten komt een krantje rond met de volgende inhoud:
" Dit is het vliegtuig AJAld.
De tijd op CuraÇao is 6 uur (Sur.tijd 7 uur) Uw kapitein is F.v.Os. Uw steward is A.Lobato. Over ander half uur passeren we de Orinoco (een rivier in Venezuela). We vliegen op een hoogte van 8500 voet of 2600 meter. Onze snelheid is 195 mijlen per uur of 310 km.
De volgende haven is de vlieghaven Hato op CuraÇao. De temperatuur buiten is 10 graden Celsius, hierbinnen 15 graden Celsius. Het weer is uitstekend we komen op tijd in Cuaracao aan.. Op CuraÇao is het een uur vroeger dan in Suriname en 45 vroeger dan in Demerara."
Je kunt voelen dat het geen 32 of 33 graden warm is, integendeel, de temperatuut daalt steeds. Het wordt knap koud. De meeste passagiers kruipen dan ook in een deken, werkelijk kruipen , want ze hebben de vorm van een grote zak.
Zo snorren we maar door. Ik was niet van plan geweest om te slapen maar toch schijn ik een tijdlang buiten kennis geweest te zijn want toen ik eens naar buiten keek zag ik de lichtjes van CuraÇao en verscheen in lichtletters boven de deur van de stuurhut "No smoke, fasten the belts, niet roken maak de riemen vast. Een teken dat we zouden gaan dalen.
We suisden over de lichten heen en even later een stoot, we stonden op de grond, maar huppelden nog lustig een eind door tot we helemaal stil stonden. De deur ging open en wij konden er uit. Een lauwe warme wind waaide tegen je benen.
Achter de tralies va de wachtkamer stonden verschillende fraters me af te wachten al was het al 10 uur. De formaliteiten bij de politie en douane duurden gelukkig niet lang, zodat we gauw met een eigen bus weg konden.
Het is ongeveer een half uur autoën van het vliegveld naar de stad, waarbij de weg een heel eindweegs vlak langs de zee loopt.Ik werd naar het St,Thomascollege gebracht één van de drie huizen die wij hier op CuraÇao hebben.
Ik heb in de afgelopen week al heel wat van CuraÇao gezien. Het ziet er over het algemeen welvarender uit dan Suriname, dank aan de petroleumraffinaderijen. De mensen verdienen hier goed.
De hoofdplaats Willemstad is door de haven, het Schottegat in tweeën verdeeld, Pundra en Otrabanda. Deze zijn verbonden door een schipbrug, maar deze moet nog al eens open voor in- of uitvarende schepen en dat zijn er heel wat en mooie ook.
De wegen zijn er goed, maar nogal omhoog en omlaag gaand. Het autoverkeer is er ontzettend druk. Fietsen zie je bijna geen. Het is ook geen lolletje om te fietsen met die up- en downwegen en dan altijd een sterke zeewind.
De wind is oorzaak dat het overdag niet zo warm is als in Suriname maar de frisse Surinaamse nachten mis ik. Ik heb de eerste nachten dan ook slecht geslapen. Nu heb ik een slaapmiddeltje gekregen. Toch wordt ik nog dikwijls wakker doordat ik te hard op de linkerzij gedrukt heb.
De huizen zijn hier allemaal van steen en er zijn echt mooie bij, nog uit de oude tijd, maar ook moderne. De plantengroei is niet zo sterk hier. Grote bomen vin je er niet, het zijn allemaal lage kleine dunne boompjes, gras vin je er ook weinig.
Echte tuintjes voor of achter de huizen zie je bijna niet. Alles moet elke dag besproeid worden, omdat het er zo weinig regent. Groot vee is er ook maar heel weinig, maar geiten zijn er bij de vleet. Die zie je met hele kudden rondzwerven.
Groenten, vruchten, melk, vlees en dergelijke moet van buiten worden ingevoerd. Dat komt veel van Venezuela, dat niet zo heel ver van hier is. Bij mooi helder weer kun je de bergen van Venezuela zien.
Gisteren ben ik met verschillende fraters naar Boea geweest, 'n half uur autoën buiten de stad. Daar gaan ze altijd zwemmen. Enkele van hen gaan daar ook duiken naar mooie koraalrotsen. Ze hebben dan rubbervinnen aan de voeten en een duikbril op. Ze duiken tot 8 á 10 meter. Een houdt de wacht tegen haaien, want die zitten er veel.
Iets typisch voor CuraÇao zijn de Amerikaanse windmolens, zoals je die in de Peel ook hebt. Ze pompen water op dat in grote bakken loopt. Is zo'n bak vol, dan staat de molen stil maar zo gauw er water uitgehaald wordt, werkt hij weer, wind is er altijd genoeg.
Je ziet dat ik het hier nog niet zo slecht stel. Toch zal ik erg blij zijn als alles achter de rug is en ik weer volop in de rij ben en aan het werk kan
Het onderzoek hier wees uit verlamming van de linker stemband veroorzaakt door een mankement aan de luchtpijp, longen of iets dergelijks. Daarom moest ik naar een internist die een tumor ontdekte in de linkerlong. Dat kunnen ze hier ook niet verhelpen en zo moet ik nu naar Amerika naar de Mayo-clinic te Rochester in de staat Minnesota. A.S.Vrijdag vetrekken mijn gezel en ik naar Miami-Chicago-Menapolis, Rochester
Rochester 14.08.1950
We zitten de laatste week hier. Een ogenblik heeft het gedreigd dat ik in Holland terecht zou komen. Of er later nog iets van de Holland reis zal komen weet ik niet, ik hoop dat het niet nodig is. En wat het met worden zal weet ik ook niet. Ik heb zo'n idee dat het nooit meer 100% zal worden.
En hoe ik het nu stel hier. Och de meeste tijd zit ik hier op de hotelkamer, lees wat, kijk de straat op waar het de hel dag door vol auto's is. Ik telde er gisteren in een kwartier tijd 180 en dat was nog helemaal niet de drukste tijd. Van alle Amerikaanse staten zie je hier auto's staan.
Als je gaat eten ga je maar in de rij staan tot je bij een lange toonbank komt. Op die toonbank staan glazen kasten, waar alles in staat wat er te krijgen is. De prijzen staan ere bij. Bij het begin neem je een presenteerblad waarop in een papieren servet lepels, vorken en een mes liggen. Je schuift maar met je blad over de zinken randvoor de kasten en neemt daaruit wat je wilt.
Zo schuif je maar door tot je op het einde bij een dame terecht komt met een telmachine. De dame kijkt even over het blad heen en in een wip krijg je de rekening mee. Je neemt je blad en zoekt naar een plaatsje aan een van de tafels.
Ben je klaar met eten dan loop je met je rekening langs de kassierster en je betaalt. Er worden per dag zo'n 600 maaltijden hier verorberd in dit hotel. Het is verwonderlijk wat een lap vlees je krijgt. De Amerikanen schijnen echte vleeseters te zijn. Wij kunnen met zo'n stuk gerust 3 of 4 dagen toe.
Wat ook geweldig opvalt is de rustigheid van het verkeer . Hier op onze hoek is geen enkele verkeersaanwijzing. Toch verloopt alles vlot zonder getoeter of iets schuiven de auto's voorbij. Wie voorkomt voormaalt.
Is een voetganger tussen de gele oversteeklijnen, de auto's stoppen, wil je wachten tot de auto voorbij is, dan krijg je netjes een teken van de chauffeur, ga je gang. De mensen hier zijn erg vriendelijk.
Het stadje heeft maar ruim 36.000 inwoners maar met de vreemdelingen mee wel ongeveer 100.000. Alle ellende zie je hier bij elkaar. Het is een echte hospitaalstad.
Rochester 15.08.1950
Nu iets over de uitslag van het onderzoek hier. Ze durven hier geen operatie aan vanwege de leeftijd. Om me te verlichten krijg ik nu een reeks bestralingen met röntgenstralen. Daarvoor moet ik elke dag naar het Curiehospitaal. Maandag a.s. is die bestraling afgelopen en zijn we hier klaar.
We gaan in de loop van de volgende week naar CuraÇao terug. Zoals alles nu staat blijf ik daar nog even en vlieg dan naar Nederland toe. Dan kom ik waarschijnlijk in Utrecht terecht.
Mijn stem wil nog steeds niet. Ik kan alleen hese klanken uitstoten, maar er zit geen toon in. Ik hoop maar en blijf maar hopen.
Niet meer terugschrijven.
Tilburg 11.10.1950
Persoonlijk voel ik me zelf niets goed, zit vol reumatiek, geweldig kortademig en kan niet slapen.
Het beste allemaal
Frater M.Octavianus van Wetten.
De brieven, foto's en anderszins maken deel uit van het familiearchief, dat wij proberen te beheren en inzichtelijk te maken voor de familie en eventueel ander belangstellenden.
In dit verband willen wij u laten meelezen uit de reisverhalen van Heeroom als een bijdrage aan de belevingsgeschiedenis van Suriname.
Jacqueline en Louis Barten-Schakenraad.
© a.barten 2005
|