14 Jan.'34
Je vraagt me om Surinaamsche postzegels voor den dokter. Ik zou hen er graag mee helpen, maar Surinaamsche zegels zijn voor mij even zeldzaam als voor jullie. Het eenige wat je hier vindt zijn de zegels van 6 cnt. zoals je ze telkens op jullie brieven vindt.
Andere zegels vinden wij zelf hier maar zelden. De enige correspondentie die wij hier in de kolonie voeren gaat over onderwijsstukken, pokkenbriefjes enz. die vrij zijn van port. Ik heb echter wel enkele zegels liggen van onze buurkolonies Demerara en Cayenne. Deze zullen hem ook wel welkom zijn, veronderstel ik, daar ze goed ruilmateriaal vormen.
Ik zal een oogje in 't zeil houden als er nog wat binnenkomt. Maar 't gaat er mee als met 'n worst en een partij honden. Die 't eerst is heeft hem te pakken en sleurt hem in de wacht. Ik doe er wel enkele andere Surinaamsche zegels bij. Daar zal de dokter ook wel blij mee zijn.
4 Febr. '34
(Dit is de eerste getypte brief, maar omdat die op doorschijnend postpapier/luchtpost-papier is geschreven wordt een kopie zeer moeilijk leesbaar)
De boot is weer op komst en dan moet ik ook weer op mijn post zijn. Het is wel moeilijk om altijd stof te hebben, maar ik zal maar aanvallen, dan vind ik wel stof. Een goed prater weet licht wat. Laat ik dan maar met het weer beginnen.
We hebben dit jaar nog geen droge tijd gehad, als moest dat volgens de kalender. Regen en nog eens regen, maar toch nog niet zoo erg als onze buurlui in Demerara. Daar hebben ze tengevolge van de regen een overstroming gehad, die veel schade heeft aangericht. Er is veel vee verdronken, de opkomende oogst vernield zodat ze weer opnieuw hebben moeten planten en zaaien..
Menschenlevens zijn er geen te betreuren, en dat is al heel wat.
Onze gouverneur heeft telegrafisch hulp geboden, maar deze is van de hand gewezen. Toch hebben hier wonende Engelschen uit Demerara een inzameling gehouden, die enkele honderden guldens opbracht. Volgens de laatste berichten is het water wee weggetrokken, zodat er weer geplant en gezaaid kan worden.
Er is heel (veel) rijst van hier naar toegegaan, zodat de een zijn dood den ander zijn brood is geweest. Zoo gaat het in de wereld
Op het ogenblik is er weer een felle actie gaande tegen het piauwspel. Ik schreef daar vroeger al eens over, meen ik. Het is een soort loterij, gehouden door Chineezen. Het spel is door de wet verboden, maar de Surinamer, een geboren speler kan er niet afblijven, en de Chineesch laat zoomaar zijn gemakkelijk te verdienen centen maar niet schieten, zodat de politie nu en dan eens een razzia moet houden onder de spelers en de speelbanken.
Op verschillende plaatsen is de laatste dagen een inval gedaan, met een pover succesje. Dat komt veelal omdat onder de politie zelf te veel piauwspelers zitten en ook omdat het volk de Chineezen waarschuwt, als speurders op komst zijn. Het zijn wel geheime agenten die dat werkje moeten beredderen, maar in zoo'n kleine gemeenschap kent ieder die tot dat gezelschap behoord.
De vorige week was een Chinees echter minder gelukkig. Hij werd overvallen door een paar speurders, maar was bovendien nog zoo dom een van (hen) met een stuk ijzer te slaan. Deze gaf hem een revolverschot in zijn been. Verder zal er nog wel wat voor hem opzitten.
Ik zet weer een puntje. Tot een volgende keer.
25 Febr. '34
De vorige boot stuurde ik enkele postzegels voor den dokter. Ik heb daar nog niets op gehoord, of ze goed waren of niet. Je laat me dit nog wel eens weten,
A.s. Dinsdag of Woensdag brengt den boot onzen Bisschop weer terug.
Heel de kolonie is vol van de terugkeer van Mgr., en lustig wordt er gefantaseerd wat hij zoal meebrengt, en dat is geen klein beetje. O.a. een ton aan geld en twee of een vliegmachine. Geen kleinigheid hé.
Mgr. is wel kosteloos een verkeersfilm aangeboden door de M.I.V.A. een vereniging die de missies gratis aan verkeersmiddelen wil helpen, als motorboten, motorfietsen, vliegmachines enz. De opbrengst van die film mocht Mgr. dan besteden om een vliegmachine te koopen.
Maar Mgr. heeft het aanbod van de hand gewezen, omdat een vliegmachine in de binnenlanden niet goed is te gebruiken bij gebrek een goed landingsterrein. Maar het is hier met praatjes nog veel erger dan in Holland. Men hoort van iets dat het misschien wel mogelijk zou kunnen zijnen (in) den volksmond is het dan al werkelijkheid.
De vorige week kwam hier een Amerikaansch sportvliegtuig aan met een heer en een dame broer en zuster kinderen van een Amerikaansch munitiefabrikant. Ze waren op doorreis naar Rio-de-Janeiro. Twee dagen zijn ze hier gebleven en hebben een paar tochtjes gemaakt boven de Suriname. Om beurten bestuurden broer en zus. Het was een klein fijn toestelletje.
Later hoorde ik van de Coppename correspondent van de Surinamer, dat veel Indianen daar voor den eersten keer een vliegmachine zagen en van schrik er van door gingen, omdat ze bang waren, dat het toestel naar beneden zou vallen. Zelf hebben ze er later hartelijk mee gelachen.
Zo juist kregen we een telegram vanuit zee van Fr.Superior (algemeen overste van de congregatie), maar nog niet wanneer ze denken binnen te komen. In elk geval is er al contact tusschen den boot en den wal, omdat hij over twee dagen wel zal binnen vallen. Het binnen komen van Mgr. zal heel plechtig in zijn werk gaan.
Toen we de vorige week woensdag naar school gingen vonden we erg veel volk in de Zwartenhovenbrugstraat waar onze school ligt. Een jonge kerel had zich 's nachts opgehangen. De kerel had goed werk, maar verbeelde zich dat een kwaad oog hem had aangezien, en daarom verkeerde hij in voortdurende ongerustheid, met het gevolg dat hij er maar een eindje aanmaakte.
De bijzonderheden bleken uit een brief die hij had nagelaten. Van welk geloof hij was weet ik niet, maar ik elk geval niet Roomsch, anders hadden we het wel te hooren gekregen, want de andersdenkenden zijn voor een groot gedeelte fel op ons den laatsten tijd.
Door de aankoop van die protestantsche kerk is het protestantsch bewustzijn flink ontwaakt, zoals dat telkens gebeurd wanneer Roomschen laten zien dat ze heusch nog niet dood zijn.
Met deze boot of wanneer het niet meer kan met een der volgende boten stuur ik een kaaiman mee. Het is geen levende maar een opgezette, geen groote maar een scheuteling of te wel een kaaikind. Ik weet niet of jullie een etalagekast hebben, ander is het juist iets daarvoor. Ik wed dat heel (het dorp) komt kijken.
Je kan hem ook gerust mee naar school nemen, want hij bijt niet meer, maar hij moet er wel voor oppassen hem niet te beschadigen. Op een inliggend velletje papier heb ik enkele bijzonderheden over de kaaimannen getypt, daar kun je dus levensbijzonderheden over die lieve diertjes vinden.
Als hij misschien te groot is voor jullie, geef hem dan maar aan de cafébaas die kan hem altijd plaatsen in het café. Als ik er nog een aan zijn huid kan komen wou ik er hem toch het volgend jaar een meebrengen, als ik zelf kom. Ik heb nog een paar kleine dingetjes, maar dat bewaar ik maar tot het volgende jaar, dan heb ik ook wat mee te brengen.
En nu weet ik echt niets meer en zet daarom een groote punt
De kaaiman prijkt nu nog aan de muur bij een van de familieleden. Fr. Octavianus heeft er de volgende tekst bij geschreven:
De Kaaiman
De Kaaiman behoort tot de familie de krokodillen. Hij onderscheid zich van de krokodillen door het bezit van 17-20 tanden in de bovenkaak, en evenzoveel in de onderkaak. Als de bek gesloten is valt de bovenkaak over de onderkaak.
Er komen in Suriname drie soorten voor, die respectievelijk een lengte bereiken van 2.60, 1.40 en 1.20m. Zij zijn voor den mensch niet gevaarlijk. Als voedsel gebruiken ze vooral visschen, vogels en kleine zoogdieren, terwijl ze ook wel slakken eten.
Ze komen voor in poelen en vooral ook in de bovenrivieren. Ze laten zich op het water drijven met enkel de ogen en de neusgaten boven. In een kuil langs den oever leggen ze een twintig eieren en bedekken die met bladeren. De zon mag ze uitbroeden.
De jonge kaaikidjes gaan direct het water in. Het vleesch van den kaaiman wordt door de Indianen wel gegeten, maar heeft een sterke muskusrat. Als je het bij vissen in een kuil treft dat er een nest kaaimannekes is uitgekomen, haal je meer van dat tuig boven dan visschen.
20 Maart '34
Er is op het oogenblik een circus hier. Een ongewone gebeurtenis. En wat nog het meest ongewone is dat er een echte olifant bij is. Dat heerschap ging even in de rivier vallen bij aankomst hier. Een heelen dag heeft hij er in gezeten voor ze hem er uit konden krijgen. Het avontuurtje heeft geen verdere gevolgen gehad voor den dikhuid.
Verder ging er een aap van door, die eerst een paar dagen boven de tent zijn grimassen aan het publiek liet zien en daarna zich ging melden aan het politiebureau. Hier scheurde hij een agent die hem wou arresteeren zijn uniform in stukken en gaf zich toen maar gewonnen. Nu doet hij weer zijn best om het publiek te vermaken.
De schoener die het circus bracht was ook niet erg gelukkig. Op terugreis raakte hij vast op een zandbank en wacht maar geduldig af tot hij weer los zal raken. De bemanning is door een kotter aan land gebracht.
Alleen zit er nog een wacht van enkele menschen op om in geval dat de boot weer vlot raakt de boot weer in de vaart te brengen.
Vandaag kwam het bericht van overlijden van de Koningin-moeder (Koningin Emma) hier aan al voor ze dood was. Dat zit hem natuurlijk in het tijdsverschil met Holland. Dadelijk werden van alle kerken de klokken geluid en de vlaggen halfstok geheschen. Dit gebeurde door het goedgezinde gedeelte van de bevolking.
Anderen hadden natuurlijk dadelijk weer wat hatelijks. Alweer zooveel honderduizend gulden bezuiniging voor de schatkist. Net of die klungels daar zoo bezorgd voor zijn. Het is de ijver die de Fariseeërs van de H. Schrift betoonden.
28 Apr. '34
Je hebt nou den Kaaiman gezien? Ik hoop dat hij goed is overgekomen. Deze week zag ik nog de huid van een poema, soort van tijger. Hij was geschoten door broeder Paulinus te Meliapur KM 21 buiten de stad. Daar zien we wel meer ontuig.
Zoo trof pr. Ahlbrinck het eens, (dat) toen hij op de fiets over de weg reed, dat hij in de verte 'n tijger op de weg zag liggen. Hij stapte af, liep langzaam terug uit. De tijger nieuwsgierig, was opgestaan. Zoo gauw hij ver genoeg terug was sprong hij op de fiets en ging er vandoor.
Zulke ontmoetingen heeft hij natuurlijk niet elken dag, maar je kunt het toch maar treffen. Zoo is 't gebeurd dat een jonge tijger onder schooltijd in een klas binnen sprong. Toen hij al het leven zag sprong hij terug onder een regenbak. Daar werd hij neergeschoten.
De vorige week kwam het verwachte Amerikaans sportvliegtuig hier aan. Het cirkelde een paar keer boven de stad ging toen door naar Zanderij. Een motor-trolly die haar zou afhalen raakte onklaar. Een extra trein nam het werkje toen over.
Miss Laura stapte in, de trein was al een tijdje aan 't rijden, en daar hoort Laura den reuzeprijs. Ze vertikt te betalen laat de trein stoppen en kuiert weer naar Zanderij terug. Laura is den volgenden dag weer vertrokken zonder nog de stad gezien te hebben. Een echt Amerikaansch manwijf dat alleen vloog.
Nickerie is rustig gebleven. Ruim 200 Javanen mannen, vrouwen en kinderen zijn naar Mariënburg overgebracht, zodat een gedeelte van hen weer verzorgd is. De patrouille is nog niet terug.
De twist tusschen Mohamedanen en Hindoes is weer bijgelegd, zodat dat bangmakerijtje ook weer achter de rug is.
1ste Pinksterdag '34
Vandaag 1e Pinksterdag, geen dag hier zoals wij hier van jongs aan gewend zijn, vol feestelijk uitziende menschen, die hun beste plunje er op hebben aangetrokken om den grooten feestdag in de hoogste perfectie met een H.Communie te vieren. De kerken waren goed bezet, veel gingen ook te communie, maar het is niet de stad en masse.
Om 4 uur al was de straat druk met Britsch Indische boeren, die gewoon als op een alledaagsche dag met hun waar naar de markt trokken en dan zoals de boeren overal doen, tegen elkaar opschreeuwen. Onder de H.Misschen hoorde je de verschillende Br.Ind. groenteleurders met hun zaakjes door de straten schreeuwen koosbantiee, draikarrooooo, manjamanjamanjaaa.
Dat bederft veel aan de Zondagstemming. De arme stakkers weten niet beter, zij hebben hun feesten en de onze laten ze koud En er zijn van dit soort nog duizenden hier want behalve de 40 duizend Brits Indiers waarvan er maar een kleine 3000 Roomsch zijn, heb je nog een 30.000 Javanen , waarvan nog slechts 'n paar honderd Roomsch zijn.
De duizenden Boschnegers, waarvan er 1200 Roomsch zijn en dan nog de vele duizenden protestanten. Zoo zie je dat O. L. Heer hier nog heel wat werk te doen heeft.
De vorige week hebben we Attédendoe, de nieuw benoemden granman der Saramacca boschgnegers hier gehad. Deze zwarte boschbewoner voert de staf over maar eventjes 12000 onderdanen. Hij had 10 kapiteins meegebracht, allemaal in groot tenue, d.w.z. Attédendoe zelf in blauwe jas en broek en steek op, de anderen met oude schuttersjas, witte broek en politiepet of hooge hoed op nog uit grootvaders tijd.
De kapiteins hadden op hun borst een zilveren plaatje, zoals bij de schut een schutterskoning. Die dingen zijn al oud en worden van kapitein naar kapitein overgedragen. Heel het gezelschap waren op twee na heidenen, twee zijn Hernhutters.
De granman kan zijn stamboom terugbrengen tot goed 1600. Zijn oom van Moederskant een vrome Roomsche boschneger, die als tio van de granman (tio is oom van moederskant heeft veel te zeggen over zijn zusters kinderen en wordt door de boschnegers zeer gerespecteerd) natuurlijk mee naar de stad is gekomen, zit elken morgen in de St. Rozakerk, en is daar een voorbeeld voor de andere gelovigen.
Oom wou in de stad blijven in het oude mannen of vrouwen gesticht, maar neef wil daar niet van weten. Neef wil hem bij zich houden en hem zelf in zijn oude dag verzorgen. Hij mag dan bij den granman in Ligori komen wonen, hét Roomsche dorp aan de Pikien-Rio een der bronrivieren van de Surinamerivier, ongeveer 1,5 a 2 maanden varen van de stad af.
Hemelsbreed is die afstand niet zoo groot, 'n kleine 200 KM, maar de tegenstroom en de vele stroomversnellingen, het enkel overdag varen, maken den tocht zoo lang. De tocht naar de stad duurt ongeveer 3 weken korter.
Binnen een paar jaar zal de R.K. Missie een vliegtuig rijk zijn, geschenk van de M.I.V.A. een Duitsche vereeniging die er haar werk van maakt om missionarissen te helpen met motorboten, motorfietsen, auto's en vliegmachines.
De tocht naar Ligori zal dan in een goed uur volbracht kunnen worden wat dan een reuze besparing aan tijd geeft, maar vooral aan gezondheid van de paters die er naar toe moeten. De streek waar Ligori ligt is gezond maar voor ze daar zijn hebben ze een streek door te trekken waar zoo goed als elke Europeaan als slachtoffer valt van de malaria.
Alle drie de paters die zoover geweest zijn, hebben het degelijk aan den lijve ondervonden. Dit dus alleen zou al een vliegmachine rechtvaardigen. Maar daar komt nog bij dat, als dat ding er eenmaal is, er aan gedacht kan worden een gewone vaste statie te maken van Ligori.
Het gouvernement is het wel met de aanbieding eens en heeft al laten hooren, dat het graag zoo nu en dan eens een ambtenaar wil meegeven om daar boven in de wildernis de zaken eens op te nemen. Met het vliegtuig komt een ervaren piloot mee, die tegen matig salaris als missievlieger wil dienst doen en tegelijk iemand anders hier opleiden.
Het is de eigen piloot van pater Schulte, dé man van de M.I.V.A.. Geen alledaagsch cadeatje vin je wel. Pater Schulte zelf is een oud oorlogsvlieger, heeft in Afrika 'n vriend van hem gered, heeft beloofd zijn best te doen de hulpactie in te richten ter bescherming van missionarislevens.
Hij heeft zijn zaak in Rome voorgesteld, de hoogste goedkeuring gekregen en nu na enkele jaren hebben ze door speciale giften van missievrienden al heel wat vervoermiddelen kunnen cadeau geven.
Voor hier is het nog een bijzonder iets, omdat ze eigenlijk nog niet weten, wat er ver in 't Zuiden nog te doen is. Daar wonen nog heele stammen wilde Indianen als Trio's, Ojana's maar precies waar en hoeveel, daar slaat men nog maar een slag naar.
Tot slot vertel ik nog even dat ik mijn 39ste verjaardag als God beliefd in Holland kom vieren. We vertrekken met drie man eind September, zodat we zowat half Oct. in Holland zijn.
Juni '34
Je laatste brief goed ontvangen. Ik ben blij dat de Kaaiman zoo goed bevallen is. Voor de vlinders zal ik mijn best doen. Of ik ze kan meebrengen weet ik niet. Ik wacht op de onderwijzer van Cassiapora. Die zou dezer dagen met hout in de stad komen.
Ik zal hem dan een doos meegeven. Die man kan er in de bosschen beter aankomen dan ik hier. Op het ogenblik is het een slechte tijd ervoor. Je ziet geen vlinders, maar wel hoor je 's avonds 'n koor van kikvorschen. We zijn in den grooten regentijd, de kermis van 't kikkervolkje. Het oeiet, en verrrèkt en grrrt 's avonds voor geweld.
Ik doe hierbij een foto voor de kinderen. Daar zie je de Granman (grootopperhoofd) Attoedendoe van de Saramaccanerboschnegers. De andere heeren zijn boschnegerkapiteins of dorpshoofden, Deze heeren hebben hun rijk langs de Surinamerivier en heeten o.a. Gatjewakka en Soengi.
Granman der Saramaccaners Attédendoe en de Kapiteins
Een 20 dagen varen met de korjaal en je bent bij de granman thuis. Zin er in? Maar leg 'n stuk leer onder je broekje, want de zitbanken in 'n korjaal zijn zo hard als een liniaal.
Adjossie toe de volgende boot.
24 Juli '34
Daar ben ik weer met een episteltje. Geen tijd, geen stof en toch maar babbelen. Ik zal probeeren dit velletje vol te krijgen. Ik moet me tegenwoordig groot houden tegenover mijn confraters. Van alle kanten krijg ik er langs als de man die binnenkort gaat zwieren.
Van den anderen kant zit ik nog vol werk voor de school. Ik wil mijn zoodje fatsoenlijk afleveren aan mijn opvolger. Er zit in de bovenkamers nog niet dat materiaal, dat ik er zoo graag in zag. Maar ze zeggen dat ik ook nooit tevreden ben. 't Kan zijn dat ik wel wat veel vraag van die boys.
Wat nog wel 't ergste is, is dat er zooveel armoedzaaiers tusschen zitten. Zoo kwam ik vanmorgen tot de ontdekking dat één van mijn jongens al 3 maanden lang 's morgens geen stukje te eeten had gehad. Hij ziet er altijd netjes uit, en durfde uit bescheidenheid nooit iets vragen of zeggen daarvan. Dat soort zijn juist de ergste gebreklijders.
Altijd goed gehad. Nu door omstandigheden geen of bijna geen inkomen en niets durven te zeggen. Ik heb den boy een flink stuk brood gegeven. Van anderen hoor je weer, vader zit in 't goudbosch, moeder heeft geen centen meer, tot vader terugkomt. En houdt er de moed zoo maar in.
Zelf sta je daar voor de klas met 'n goedgevulde knapzak achter de knoopsgaten, is de school uit dan weet je dat het eten weer op je wacht, en dan die arme dusselkes niks gehad of bijna niks en wat zullen ze krijgen na school. Was ik maar eens schatrijk. Nou kan ik zoo weinig doen, dan medelijden hebben. Ik kan nou eenmaal niet goed hebben dat anderen het slechter hebben dan ik. Enfin, O.L. Heer laat het zelf toe.
4 Sept. '34
Nou weet ik echt niks om te schrijven en toch heb ik zoo'n groot vel voor me liggen, om 't vol te pennen. Ik zal de tanden maar eens op elkaar zetten en maar eens probeeren en maar zeggen als die boer, die voor een volle schotel spekstruif (pannenkoek) kwam te zitten:" 't is wel rijkelijk veul, mar ik zat 't mar probeeren." Zijn uithoudingsvermogen won het, wellicht breng ik er met mijn velleke ook nog wel goede af.
Vandaag over 3 weken hoop ik er heel ander voor te staan. De toebereidselen ben ik zo stil aan aan het maken. Een zwarte toog, overjas, hoed en kousen heb ik al. In school ben ik al bezig met opruimen, zodat het er zoo stilaan op begint te lijken.
Vanmorgen hoor ik vertellen, dat er is ingebroken in de St. Paulusschool. De daders zijn een paar jongens, die met een valschen sleutel zijn binnen gekomen. Wat er gestolen is weet ik niet. Maar 't beloofd wel wat voor de toekomst voor die heertjes.
De Engelsche voetballers uit Demerary zijn met de Koninginnedagen op bezoek geweest om met de Katholieke Voetbalbond te spelen om de Awocup (?) . Ze hebben ´n wedstrijd gelijk gespeeld en twee verloren, zodat ze de cup hier hebben mogen laten.
De Katholieke Voetbalbond had ze nog geld moeten voorschieten om te kunnen komen. Door den verkoop van rood-witte vlaggetjes werden die onkosten ruim gedekt. Daarvoor is dus wel geld.
Maar de voetbal regeert wel de wereld, of wist je dat nog niet. Ik ben een vurig voorstander van voetballen als spel, maar een even vurig tegenstander van 't gewels zoals dat tegenwoordig bestaat. Mijn jongens mogen nooit welsen, misschien wel hard, maar dat wordt het spel tenminste niet bedorven.
(Welsen is rollen, dus zal het wel een overtreding zijn zoals het zich opzettelijk laten vallen )
Koninginnedag tevens eerste kermisdag is zoo maar slap verloopen. Money no dé ('t geld is er niet).
p.s. 't Velleke is toch wel vol gekomen.
Frater Octavianus is op 14 oktober 1934 met vacantie in Nederland aangekomen en op 29 maart 1935 weer naar Suriname, Paramaribo teruggekeerd.
De brieven, foto's en anderszins maken deel uit van het familiearchief, dat wij proberen te beheren en inzichtelijk te maken voor de familie en eventueel ander belangstellenden.
In dit verband willen wij u laten meelezen uit de reisverhalen van Heeroom als een bijdrage aan de belevingsgeschiedenis van Suriname.
Jacqueline en Louis Barten-Schakenraad.
© a.barten 2005
|