Par'bo April '27
Naar de plantage Margarethenburg 3
Omstreeks 1820 wordt een klein plaatsje gesticht op een vlakke in de zee uitstekende punt en werd Nickeriepunt of De Punt geheten. 't Moet een echt Eldorado voor smokkelaars geweest zijn. Langzamerhand breidt het plaatsje zich uit, en krijgt dan de naam Nieuw Rotterdam.
In 1859 begin de zee zich te kuren en spoelt heel stukken van de kust af. Die afspoeling gaat zoo snel in z'n werk dat ik 1863 Nieuw Rotterdam bedreigd wordt. De gebouwen worden verder naar binnen gebracht, maar ook hier komt de zee. Tenlaatste wordt het zoo erg dat Nieuw Rotterdam geheel verlaten wordt en 'n nieuwe stad wordt gesticht op den linkeroever der Nickerierivier.
In 1879 is 't klaar en wordt Nieuw Nickerie gedoopt of door de Nickerianen zelf New Town. Hoe snel de afspoeling in z'n werk is gegaan blijkt wel uit de opgaaf van de grootte die 't afgespoelde stuk in 'n goeie 30 jaar bedraagt. Dit is maar eventjes een kleine 200 K.M2 , en nog steeds gaat de afspoeling door. Van de oude stad is niets meer over dan enkele posten van den ouden aanlegsteiger, waar tusschen door de booten hun vaarwater moeten zoeken.
Met dat al ben ik van Margarethenburg afgedwaald. Er wordt daar zoals u gezien hebt echt op z'n Amerikaansch gewerkt. Waar voor enkele jaren niets dan bosch was, is nu een bloeiende plantage met een woonhuis voor den directeur, woningen voor de Javaansche arbeiders, waarvan 't getal nog steeds aangroeit. Een groot hospitaal is nog in aanbouw.
De Javanen zijn in tegenstelling met die van Waterloo en Hazard buitengewoon vriendelijk. Een paar keer hebben we de heele troep ontmoet toen ze van d'r werk kwamen. 't Was een geroep van Tabee Toewan, tabee mijnheer, Daag meneer, Daag paters. Alles door elkaar en ze rekken 't zoolang mogelijk en schreeuwen of je doof bent.
Erg groot zal de winst op de cultuur nog niet geweest zijn, want voordurend hebben ze te kampen met rupsenplagen die de oogst hebben doen mislukken. Nu staat er nog een groot veld Egyptiscghe katoen zoo kaal als een luis. Zoo is 't nog telkens afwachten geweest, hoe de oogst zal zijn.
Daags voor ons vertrek moesten we met den pastoor mee op bezoek bij 'n paar van z'n beste parochianen, 'n paar Syriėrs. Heel de kolonie door zijn de Syriėrs te vinden. Ze zijn voor den Turk uit hun vaderland gevlucht. De meesten zijn hier handelaars en slimmeriken. Men vertelt hier 't volgende om hun slimheid aan te geven: 'n Jood bedriegt twee Christenen, 'n Chineesch bedriegt twee Joden, en 'n Syriėr is zo slim als twee Chineezen .
't Eerst landen we aan bij About. 'n Mooi type van 'n kerel. Hij is met een Surinaamsche bekeerde Jodin getrouwd. Behalve twee groote manufacturenwinkels heeft hij een groote ijzerwinkel. Hij vertelt ons dat hij van den Libanon afkomstig is, met z'n vader en nog een 80 andere katholieke Syriėrs is gaan vluchten voor den Turk. We hebben veel geleden zegt ie, ik kan verder niets er van zeggen.
Van About trekken we naar Mansour, 'n klein vlug kereltje met 'n paar oogen als kooltjes, een echt vurig hitje. Zijn vrouw is ook 'n Syrische. Volgens de pastoor moet hij verschillende martelaren in zijn familie hebben. Hun eerbied voor den priester is buiten gewoon.
Op een keer kreeg pater Kusters bezoek van 'n Engelschman. Die man liep erg hard van stapel en dreigde de pater met een revolver. Dit was dadelijk Nickerie rond en ook Mansour hoorde ervan en in zijn vuur pakte ie 'n mes en ging daarmee op zoek naar den Engelschman, die zijn pastoor had durven bedreigen. Gelukkig voor den kerel dat Mansour hem niet tusschen zijn duimen kreeg.
Mansour zou zo graag 'n foto hebben van z'n huishouden om ze naar z'n moeder te sturen. Frater Cornelius heeft er een gemaakt voor hem, want Nickerie is geen behoorlijke fotograaf rijk.
Zoo is onze Nickerie uitstap aan 'n eind gekomen Vrijdag 's middags vertrok de boot. We hadden 's morgens al weg gemoeten, maar de boot had pech gehad bij 't binnenvaren. Ze was op 'n boom gestoten. En nu moest de kapitein er op uit om een waarschuwingsteken op de gevaarlijke plek aan te brengen.
Bij 't afscheid moest de pastoor ons toch nog eens zijn bezorgdheid over Pater Kuijpers laten hooren. We hebben in hem 'n echt gulle gastheer gehad en de broeder heeft zich uitgesloofd om 't ons naar den zin te maken.
Bij den steiger is 't erg druk. Half Nickerie is uitgelopen om al z'n gasten weer te zien vertrekken. Om goed twee uur gaan we schuiven en zitten een uurtje later al in den mond, en varen langs de gevaarlijke plaats waar vanmorgen de boot bijna had vastgezeten. Nu staat er 'n witte stok met een vlaggetje er aan.
Eenmaal in zee beginnen we met volle kracht te varen, maar blijven altijd in 't zicht van de kust. Offeraars zijn er al gauw bij de vleet. Wij houden ons kranig behalve fr.Gerardus Majella. Op een gegeven ogenblik springt ie van z'n stoel op en loopt naar de verschansing. Een, twee, drie keer buigt hij er overheen keert zich dan om en zegt heel droogjes:' ik ben al aan de soep' gooit die er ook nog uit en weer klaar. Heelemaal fris ben ik toch ook niet, maar 'k houd mijn diner toch binnen.
's Morgens om 'n uur of 10 liggen we voor de mond van de Suriname rivier. Nu ze weer land ruiken krijgen de Surinamers hun opschepperige spraakzaamheid weer terug. Om 'n uur of 12 liggen we aan de steiger vast.
Wij mogen aanstonds met onze fietsen passeeren, nadat we verteld hebben dat we enkel in Nickerie geweest zijn. De andere reizigers moeten eerst d'r zaakje laten visiteren of ze misschien ook wat hebben meegebracht uit Demerara. En hiermee sluit ik m'n reisverhaal af. Ik hoop dat ik u niet teveel verveeld heb ermee. Als dit zoo is denk dan alleen aan mijn goede bedoeling.
'n Enkel weesgegroetje voor ons en de missie van Suriname dan ben ik ruimschoots beloond voor de moeite.
At.in Xo fr. Oct.
De brieven, foto's en anderszins maken deel uit van het familiearchief, dat wij proberen te beheren en inzichtelijk te maken voor de familie en eventueel ander belangstellenden.
In dit verband willen wij u laten meelezen uit de reisverhalen van Heeroom als een bijdrage aan de belevingsgeschiedenis van Suriname.
Jacqueline en Louis Barten-Schakenraad.
© a.barten 2005
|