Naar de plantage Waterloo en Hazard
De R.K.pastorie van Nickerie ligt 'n vijf minuten van de grens van de stad, dan komt een kreek, dan een zwamp en dan ben je bij de suikerplantage Waterloo. Voor een handelsman kan 't landschapke heel mooi zijn, voor ons is 't een groote vlakte van suikerriet, met als eenige breking in 't groote groene vlak een enkele verweesde palm, die hoog boven z'n omgeving zijn kleine kroon omhoogsteekt.
En heel in de verte zie je gebouwen van de plantage, directeurswoning, suikerfabriek en enkele ander gebouwtjes. De eerste 20 minuten blijven we nog paralel met de rivier, maar ze is niet te zien. Door 't dichte struikgewas. Alleen bij hoogwater komt ze tot aan de weg, die over een breeden dijk loopt.
En rechts is 't al bedden van enkele meters breedte met jong suikerriet beplant. De bedden onderling zijn door slootjes van zowat 1/2 x 1/2 M. gescheiden, en 't geheel door een sloot van 'n meter of 3 breed van den weg afgesloten.De meester die weer onze leider is , en nu als suikerexpert fungeert, wijst ons aan wat er goeds aan is en wat er aan mankeert. Hier is de oogst een mislukking geweest, 't zijn nog allemaal nieuwe akkers.
Maar als we eenmaal een halve draai rechts gemaakt hebben van de rivier af recht 't hartje van de plantage in, wordt 't veel beter. De weg blijft steeds mooi breed en goed onderhouden, heerlijk om te fietsen. We zitten nu rechts en links tusschen de velden in, door een flinke breede sloot, die tot boven toe vol water staat, ervan gescheiden.
Op elke 2 a 300 meter zijn die hoofdtrensen door dwarstrensen verbonden. Daarover ligt een oploopende brug zonder leuning met in 't midden weer latten voor de muilen, zodat er voor ons nog een stukje overblijft van 'n goeie d.M. om over te rijden.
Voor ons uit rijden enkele dames, vacantiehouders als wij, die voor de eerste brug afstappen. Ze durven de oversteek niet per fiets te wagen. Wij ook blijven een beetje terug om eerst de meester z'n kunst is te laten zien. Dat ééne schaap over den dam, volgen wij ook ofschoon met kloppend hartje en 'n scheel oog naar 't water onder ons. Maar zonder ongelukken brengen we 't er af en tot driemaal toe moeten we het kunststukje uithalen. Dan staan we in 't midden van de plantage, bij de directeurswoning, een prachtig groot vierkant gebouw, 'n echte heerenhuizing. 'n Beetje verder op ligt de fabriek. We gaan er niet in, daar we allemaal al een suikerfabriek hebben zien werken en nog liefst met de meest moderne machinerieën, zodat we maar weer verder op karren naar Hazard.
De weg wordt hier minder gezellig, telkens moeten we de hoofdtrens oversteken naar links en dan weer naar rechts, en de draaien zijn zóó kort, dat we er ons lieve leventje niet aan wagen om ze met de fiets te nemen. 'n Kwartiertje lang rijden we door een soort dorpje van Creolen en Javanen, allemaal werklui van de plantage. Dan wordt 't weer rietveld en nog eens rietveld, tot we opeens weer in de bewoonde wereld komen. We zijn op de plantage Hazard. Weer een groote directeurswoning potdicht gesloten, 'n groote fabriek waar ze bezig zijn met de machines te demonteeren, want Hazard heeft sinds eenige tijd als afzonderlijke plantage afgedaan. Sinds langen tijd zijn Waterloo en Hazard 't eigendom van één maatschappij, maar tot voor korte had elk z'n eigen directeur en eigen fabriek.
Maar om 't bedrijf voordeeliger te voeren is alles onder één directeur gekomen, een Schot een lange magere droge menheer, die je voorbij loopt of ie je niet ziet. Maar zoo gauw je naar je hoed pakt, vertrekt heel zijn stalen gezicht in één groote vriendelijken lachen zijn lang mager lijf breekt bijkans in twee van 't vriendelijke buigen. Als je dát maar weet, zie je.
Pater Kuijpers kan heel best met hem over weg. Als de pater naar de verderop liggende plaatsjes kerk moet gaan houden, gaat hij met de fiets tot aan Waterloo en daar krijgt hij een paard of een muil van Mr. Kirke om z'n tocht verder door te zetten. De opzichters van de plantage zijn meestal Schotten, die per muil 't werk inspecteeren.
Ze zij al even droog als hun baas, maar bezitten ook de deugd om bij eventjes hoedje tikken helmaal te veranderen. Hazard heeft een hospitaaltje en daar gaan we wat uitrusten. De baas van 't hospitaal is 'n Engelsche neger, die geen woord Hollandsch verstaat. En daar wij zijn taal niet machtig zijn , vergenoegen wij ons maar met 'n 'Good morning Sir' en buigen, en knikken en lachen maar eens vriendelijk.
De verdere conversatie laten we over aan de meester die een flinke mond Demerariaansch Engelsch spreekt en aan fr Gerardus Majella. De man heeft z'n zaakje netjes in orde. De twee groote zalen , één voor mannen, één voor vrouwen, zien er echt zindelijk uit. De man heeft zichzelf van plantagearbeider tot hospitaalbaas opgewerkt. Als hulp heeft hij een zwarte verpleegster. Wij krijgen een heerlijk frische zitje op de galerij waar ons achtereen volgens 't heele huisgezin wordt voorgesteld.
Eerst een lange magere aftandsche ouwe dame, 'n zuster van den baas. Dan een groote stevige negerin, de vrouw van den baas. Wie in 't huishouden den baas is, hoef je niet te vragen, ofwel de kleine goedig uitziende man ofwel de matrone met furieusen heerscherschblik , en 'n gouden tand voor in den mond. Met de die zou ik niet graag ruzie maken, zegt er een. En de anderen zijn 't roerend met hem eens.
Eventjes hooren we maar de commandostem van 't vrouwtje en alles komt in beweging. De man vliegt naar een kast en zet voor ieder een glas neer, 'n Deporté, waar in de kolonie zie je die kerels niet, gooit z'n poetslap, waar ie koper mee aan 't poetsen was, neer en loopt op een drafje naar de Chineesche winkel. Even later komt ie terug met enkele fleschjes bier. Een van ons heeft zo getranspireerd dat zijn toog op zijn rug helemaal nat is.
De Mistres heeft het al gauw gezien, 'n kort bevel en de aftandsche Miss vliegt naar boven en komt even later met een soort antimacassar terug, om den toog tegen vuil worden te beveiligen. De baas schenkt ons een heerlijk glaasje bier in, en doet op 'n knikje van z'n vrouw mee.
De meester steekt in 't Engelsch een klein speechje af en we drinken op de gezondheid van Hazard en zijn Insassen. 'n Bok die met een troep geiten, eenden en een paar kalkoenen op 't pleintje voor het hospitaaltje rondloopt schijnt de lekkere bierreuk in den neus gekregen te hebben. Resoluut komt hij de trap op naar boven stappen, snuffelt eens bij iedereen.
Na die kennismaking zette hij de bokkenpruik op. Eerst stoot ie een paar leege fleschjes om en probeert dan z'n kracht op 't tafeltje. Eerst legt ie er z'n kop boven op, loopt dan een beetje terug en zet er zijn horens onder. Maar voor ie de tijd heeft op te wippen, krijgt ie een malsche tik van den baas. Met 'n knor springt ie weg. Van puur chagrijn begint ie 'n stuk papier op te eten. Maar als hem dat ook wordt afgenomen, is de maat vol.
Woedend draait ie een paar keer rond en begint dan, met verlof voor het oog van al 't kerkvolk 'n groote commissie te maken. Maar nu is de maat van de gastvrouw ook vol. Met 'n ' festen Fußtritt' onder z'n staart, zou 'n Duitscher zeggen, vloog ie viervoets de trap af.
Of de lui ook trek hebben in een foto, wordt er gevraagd.
En of, een fotograaf op Hazard is geen alledaagsch bezoek. In 'n wip zijn de dames naar boven en komen met een helder wit schortje voor weer naar beneden. Ik heb de eer gehad het geelschap te knippen.
Na die plechtigheid wordt het tijd voor ons om weer op te stappen. Een van de jonge sikjes schijnt daarop gewacht te hebben, want zoo gauw de poort open gaat tjoept 'j er rap tusschen uit. Daar staan we te kijken. Onze geiten kennis reikt niet zoover, dat we weten hoe we een ontsnapt sikske gauw kunnen binnenloodsen. Gelukkig zijn er gedienstige zielen in overvloed bij de hand om te helpen. 'n Troepje Javanen staat op de brug te takcorien, terwijl d'r kinderschat in 't water ligt te spartelen. Een van die waterratten vangt 't beestje op en brengt 't achter de omheining terug.
Door de gloeiend heete zon trappen we weer op Nickerie aan langs een anderen weg dan we gekomen zijn. We fietsen recht op de Nickerierivier aan. De weg is dicht begroeid met gras met 3 paadjes er doorheen. 't Is maar de kunst om er op te blijven. De warme zon en 't voortdurend opletten maakt ons een beetje vervelend. Was er nou maar een bootje voor Nickerie. In de verte hooren wel een motor slaan.
Eventjes gewacht langs de rivier en .. daar komt een motorboot den hoek om. We roepen de stuurman aan of ie ons wil meenemen tegen betaling. De man draait dadelijk bij en neemt ons gratis mee. En zoo is ook dat uitstapje weer ten eind.
De brieven, foto's en anderszins maken deel uit van het familiearchief, dat wij proberen te beheren en inzichtelijk te maken voor de familie en eventueel ander belangstellenden.
In dit verband willen wij u laten meelezen uit de reisverhalen van Heeroom als een bijdrage aan de belevingsgeschiedenis van Suriname.
Jacqueline en Louis Barten-Schakenraad.
© a.barten 2005
|