Noot van de redactie De brieven worden voor de sfeer, ambiance en authenticiteit letterlijk gepubliceerd, met het taalgebruik en bewoordingen van die tijd. Hoewel woorden als neger en koeli, nu zeker niet meer gebruikt mogen worden, waren het in die tijd waarschijnlijk geen scheldwoorden en gebruikt de schrijver zoals ze aan hem werden geleerd, in het toenmalige Suriname.
Er ontbreken meerdere brieven gelet op de het grote verschil in de data en de aanvang van de volgende brief. Er zijn in het archief nog wel een viertal brieven die betrekking hebben op familieaangelegenheden.
Par'bo Febr. '27 A *(De schrijver bevindt zich in Nickerie)
De vorigen keer schreef ik u hoe wij op Vrijdagmorgen in alle vroegte in Nickerie aankwamen. We waren er nog juist op tijd om 'n flink ontbijt naar binnen te werken. Of 't bij anderen ook zo is weet ik niet,maar mijn maag is op deze reis altijd erg elastisch. En nu komt de kwestie van de fietsen op de proppen, want zonder 'ne velo' doe je in Nickerie niet veel.
*(De fraters droegen een toog, een lange jas van hals tot voeten en konden daarom niet op een herenfiets rijden.)
Frater Desideratus heeft z'n schoolpaard meegebracht, fr Cornelius en ik kunnen twee fietsen van de Soeurs krijgen, maar voor frater Gerardus is het nog zoeken. Er staat nog wel een ouwe kar van pater Ahlbrinck die hij voor zijn tocht de binnenlanden in, zolang onder de kerk gestald heeft. Ze heeft geen ander gebrek dan twee verrotte buitenbanden en een kamwiel met 4 tanden te weinig.
Pater Kuijpers zal er eens op uit trekken, maar komt met niets terug. Eerste tegenvaller. Dan 'n ander adres, tegenvaller nummer twee. Wel zijn er herenfietsen bij de vleet maar geen dameskarretjes. Nog een laatste hoop blijft er over. 'n Syrische winkelier.
En den derde keer buut. De fraters mogen zoolang ze in Nickerie blijven vrij over de splinternieuwe fiets van z'n vrouw beschikken. Dat is dus klaar. Dezelfde morgen nog moeten we 't gerij eens probeeren, en maken 'n toertje door de straten van Nw. Nickerie. 't Heele plaatsje maakte een erg vriendelijken indruk en op 't eerste gezicht lijkt het ook heel wat welvarender dan Paramaribo. We hebben natuurlijk heel wat bekijks, want fraters zien ze hier maar eens in het jaar.
De kennismaking met de fietsen is veel meegevallen, alleen de zadeltjes zijn niet op ons berekend; 'Middags staat een tochtje naar de Theodorusschool op het program. Om 'n uur of drie half vier stappen we op. 'Mooi tochtje langs de rivier aan de linker, en rechts eerst huizen en dan een flinke kokosplantage, tot we na een half uurtje trappen bij de Theodorusschool aanlanden.
't Is nog een nieuwe bouw, eerst 'n paar jaar oud, onder 't hoofdschap van 'n neger, met als hulp twee soeurs, een dame en nog een Hindoestaanse onderwijzer. De school is een onverhoopt succes geweest. Ze staat aan de rand van de grooten Van Drimmelenpolder. Vroeger was 't een groot zwamp, maar door een goede afwatering is 't tot een groot rijstveld omgeschapen.
De geheele polder is in percelen verdeeld en overal zie je over de vlakte de eenvoudige Brits Indische koelihutten staan, 'n kijk ver, met op een paar plaatsen een mooi koepel tempeltje. Nu de rijst nog maar half in groei is zou je je wezenlijk en 'n Hollandsch landschap denken.
Alleen de molens ontbreken er. Overal zie je bij de drassige rijstvelden visschende jongens, mannen en vrouwen zitten, ieder groepje met een smeulend vuurtje naast zich, tot afwering van de muskieten. En onder ons gezegd 't is er ook zaak met die lastige dingen. Aanhoudend moet je links en rechts slaan en toch weten die akelige sinjeurs er nog tusschen door te prikken. Maar als je voor plezier uit bent, zie je niet op een steekje meer of minder.
Maar om op de school terug te komen. Er bestond wel een openbare school maar toch vond Mgr. dat er nog wel een Roomsche mocht staan ook. Met den bouw werd begonnen, onder een paar klassen en boven 'n woning voor den onderwijzer of voor de soeurs dat weet ik niet juist. Toen 't zaakje klaar was, kwam Mgr zelf in hoogsteigenpersoon de school openen. 't Getal leerlingen was grooter dan ze mochten verwachten. De meisjes kwamen nog maar slecht af, volgens de meester hebben die naar Hindostaanse begrippen niet zooveel ontwikkeling noodig.
De Soeurs leerden de meisjes ook handwerken, gaven ze dingetjes mee naar huis; lieten ze thuis afwerken. De moeders vonden dat heel aardig en van lieverlede groeide 't aantal leerlingen aan, tot nadeel van de openbare. Dat gaf wel eens een beetje heibel tusschen het hoofd van de openbare en de Roomsche school enerzijds en 't hoofd van de Roomsche school en de commissaris van Nickerie anderzijds. Van 't begin af was deze mijnheer tegen de stichting van de Roomsche school gekant, en op allerhande manieren heeft hij zijn best gedaan om de Brits-Indiërs te bewerken hun kinderen niet naar de Roomsche school te sturen. Hij noodigde op een goeie dag de meester uit, om hem eens geducht de mantel uit te vegen over 't aftroggelen van leerl'l van de openbare school.
Maar deze ook niet op zijn mondje gevallen deed 't zelfde verwijt aan de commissaris. Ondertusschen is de school tegen de verdrukking in gegroeid, zodat de bovenwoning ook tot klaslokalen ingericht is moeten worden. En nu tijdens ons verblijf in Nickerie zijn er nog twee openlucht lokalen bijgebouwd. Het is een school die er werkelijk zijn mag. Het hoofd is een ijverige joviale kerel die ook iets voor z'n school over heeft. Om de jongens ook 's Zondags wat bezig te houden, heeft hij een soort patronaat opgericht. Het is wel een eigenaardige toestand dat twee Soeurs moeten werken onder 'n zwarten baas, toch geloof ik dat het uitstekend marcheert.
In de hoogste klas hingen twee landkaarten, één van de wereld en één van Nederland door de jongens zelf gemaakt en netjes gedaan hoor! Ze mogen gezien worden. 't Is jongenswerk, dat wel, maar zoals de meester ons later zei, ze kennen de kaarten uitstekend, de heele klas heeft ze stuk voor stuk in elkaar gezet.
De Soeurs komen 's morgens met de fiets naar school en gaan 's avonds na de schooltijd terug. Erg gezellig zal dat wel niet altijd zijn, vooral in de regentijd. Aan de fietsen zou je niet zeggen dat ze door weer en wind moeten. Ze zijn echt op d'r Soers onderhouden. Om goed half zeven zitten we weer op de pastorie.
En nu komt het geestelijke aan de beurt. 's Avonds is 't n.l. een uur of anderhalf silence op de pastorieën. Als er gasten zijn is dat wel wat verzacht maar toch blijft er nog wel iets van over. Die tijd gebruiken wij dan ook maar om onze zaken af te werken. De kerk vind ik heel wat devoter dan onze Bonefacekerk. Nog fris in de verf ziet ze er ook heel wat deftiger uit. Van de hooge bidplaats,'t koor, hebben we ook een ruim gezicht er over.
Na 't souper houden we nog een gezellkig klapke. Al gauw merken we uit welk vaatje we moeten tappen om gezellig te zijn. Pater Kuijpers is een Amsterdammer van geboorte, wat we de eerste vijf minuten al te hooren krijgen. Dat schijnt bij de paters hier een fabrieksmerk te zijn, dat meer gewaardeerd wordt dat meer gewaardeerd wordt als dat van 't donkere Zuiden., Enfin we laten hem maar. Van alle mogelijke ouwe illustraties en 'De Morgen's' haalt ie z'n moppen bij elkaar en lacht al als ie de eerste woordjes ervan gezegd heeft. Wij sportmenlike vallen hartelijk bij, en de lol is algemeen.
Broeder Jan die de meeste tijd in de recreatie doorbrengt met lachen, waarbij heel goedzakkig z'n mond zo wijd openzet, dat z'n kunstgebit telkens dreigt te vallen, weet maar niks te zeggen dan 'kostelijk, kostelijk'.'n Oogenblik staat onze gastheer verlegen als hij eens een 'echt leuke mop' wil vertellen en half weg blijft steken.
Maar met een koud gezicht helpt een van ons den man uit den nood en vertelt de mop verder door. De moppentapper staat een moment perplex, maar z'n Amsterdamse vrijmoedigheid brengt hem weer gauw in stemming. Maar aan alles komt een eind, zoo ook aan onze moppentapperij. Eerst bidden .... en dan naar bed.
Wij zijn twee en twee ondergebracht, drie hoog, zowat muskietenvrij. En maar goed ook want die beestjes zijn erg lastig hier en ben ik de eenige gelukkige die een muskietenkleed kan gebruiken. Op de eene kamer een beetje teveel in mekaar gedrukt is een hangmat dwars over een bed gehangen zodat de eene dwars over de anderen heen moet tabernakelen. Enfin een geruste ziel vindt nogal licht een slaapplaatsen. De eerste nacht lukt de slaap nogal goed, ondanks 't vreemde.Geen wonder na een zeereisje met een halve nacht blijft er nog heel wat slaap in reserve.
En zoo snijden we welgemoed onze tweede dag aan. Erg druk is 't 's morgens in de kerk niet waarvan de oorzaak Zaterdag, vacantie, waardoor er vele trouwe bezoekers in de stad Paramaribo zitten. Na de H.Mis krijgen we eerst gelegenheid kennis te maken met de eigenlijke baas van de pastorie, n.l. pater Kusters , die 'n 5 daagsche retraite achter de rug heeft. Pater Kusters is 'n Astensche van geboorte, zodat ons Peelsch bloed al daadelijk sneller begint te loopen. 't Is een man een beetje boven de gewone menschelijke lengte en breeder zodat hij heel wat ruimte beslaat. Hij fungeert als hoofd van de Alfonsusschool met als onderdanen leeken.
Zijn kapelaan speelt pastoor van de parochie en gaat nog enkele keeren per jaar de Corantijn op naar de Indianen van Washabo, een tocht van een dag of drie uit en thuis met enkele uuren tijd voor Katechismus onderricht, lezen van H.Mis, doop, huwelijk sluiten enz. enz. 's Morgens komt vanwege het biechten niets van uitgaan, maar 's middag trekken we er weer op uit. Dat bewaar ik voor de volgende keer.
Tot zoolang allen hartelijk gegroet U in X Oct.
De brieven, foto's en anderszins maken deel uit van het familiearchief, dat wij proberen te beheren en inzichtelijk te maken voor de familie en eventueel ander belangstellenden.
In dit verband willen wij u laten meelezen uit de reisverhalen van Heeroom als een bijdrage aan de belevingsgeschiedenis van Suriname.
Jacqueline en Louis Barten-Schakenraad.
© a.barten 2005
|