suriname Naar Voorpagina

  


   
ONDERDELEN
BRIEVEN
 suriname  Inleiding
 suriname  1924 : 18/9 - 5/10
 suriname  1927 : 27 Februari
 suriname  1927 : 27 Maart
 suriname  1927 : 27 April
 suriname  1927 : II
 suriname  1927 : III
 suriname  1927 : IV
 suriname  1927 : V
 suriname  1927 : 27 April I
 suriname  1927 : 27 April II
 suriname  1927 : 27 April III
 suriname  1927 -Dec /1928
 suriname  1928 : 21 Aug. I
 suriname  1928 : 21 Aug. II
 suriname  1928 : 21 Aug. III
 suriname  1929 : Februari
 suriname  1929 : Juni
 suriname  1929 : 23 Juli
 suriname  1929 : 15 Augustus
 suriname  1929 : 27 Sept.
 suriname  1929 : 17 Okt.
 suriname  1930 : 11 Maart
 suriname  1930 : September
 suriname  1931 : 13 Januari
 suriname  1931 : 27 Januari
 suriname  1931 : 28 Januari
 suriname  1933 : Januari I
 suriname  1933 : Januari II
 suriname  1933 : Mrt. - Dec.
 suriname  1934 : Jan. - Sep.
 suriname  1935 - December
 suriname  1936
 suriname  1945 - 1947
 suriname  1948 deel I
 suriname  1948 deel II
 suriname  1949 deel I
 suriname  1949 deel II
 suriname  1950 deel I
 suriname  1950 deel II


 suriname  Foto's I
 suriname  Foto's II
 suriname  Foto's III
 suriname  Foto's IV
 suriname  Foto's IV
 suriname  Foto's V
 suriname  Foto's VI
 suriname  Foto's VII
 suriname  Foto's VIII
 suriname  Foto's IX
 suriname  Foto's X

ONDERWERPEN
Geschiedenis
 suriname  Immigratie Algemeen
 suriname  Javaanse immigratie
 suriname  Donko's tot Guides
 suriname  Brieven v. Wetten
 suriname  Suriname bevolkt
 suriname  Slavernij
 suriname  De 20 ste eeuw
 suriname  Indianen (oorspr.)
 suriname  Paramaribo
 suriname  Albina
 suriname  Mariënburg
 suriname  Oude kaarten
 suriname  Archieven-wijzer
 suriname  Post en postzegels
 suriname  Batavia
 suriname  Goslar
 suriname  Goud-zaken
 suriname  Geld-zaken
 suriname  Het Park
 suriname  Korps Politie
 suriname  Treinen
 suriname  Forten
 suriname  Westgrens
 suriname  Samenvattingen
     ( Engels )


AFDELINGEN
  suriname Algemeen
 suriname De Douane
  suriname Telefoonboek
  suriname Bevolking
  suriname Distrikten
  suriname Reis info
  suriname Cultureel erfgoed
  suriname Geschiedenis
  suriname Foto's
  suriname Natuur
  suriname Personen
  suriname Koken / recepten
  suriname Vragen over NIBA
  suriname Wat is ANDA

     
 SURINAME  surinameAFDELINGEN - suriname Geschiedenis - -

Brieven uit Suriname  van Frater Octavianus - (Johannes van Wetten)

 suriname . NU terug
 

Noot van de redactie
De brieven worden voor de sfeer, ambiance en authenticiteit letterlijk gepubliceerd, met het taalgebruik en bewoordingen van die tijd. Hoewel woorden als neger en koeli, nu zeker niet meer gebruikt mogen worden, waren het in die tijd waarschijnlijk geen scheldwoorden en gebruikt de schrijver zoals ze aan hem werden geleerd, in het toenmalige Suriname.




De reis naar Suriname



18 Sept 1924


Met den eersten dag van onze reis zal ik mijn reisverhaal maar beginnen.
Zooals ik zeide zijn wij met ons gezelschapje vol moed en opgewektheid met de sneltrein van half tien vertrokken vanuit Tilburg. In den Bosch stonden Doortje (zus) en haar vriendin Lena me al op te wachten. We hebben samen nog enkele minuten gepraat ; ik kreeg nog een paar "God met ons en daar kwam me waarachtig Joffr. Anna nog 't perron opgeloopen om me nog even een hand te geven en zoo noodig moed in te spreken: 't Laatste was onnoodig. Dan weer verder naar Utrecht;dan de electrische en dan dinê bij de fraters.

Lang hadden we geen tijd om goed een uur moesten we naar ons boemeltje voor Amsterdam. Nou 't was me er eentje van haast je vooral langzaam,. Stoppen om de twee drie minuten en dan nog schommelen schommelen douw. De een na de ander ging onder zeil. Een moeder kan d'r kindje niet zoo lekker zoet krijgen, als die trein ons kreeg.

Enfin aan alles komt een einde ook aan een boemelreis. In Amsterdam van de trein naar de veerboot voor de Surinamekade met nog een sleep familieleden. Van de boot af moesten we nog een minuut of vijf loopen langs de pakhuizen v/d KWIM waar verschillende kolossen voor anker lagen. Een daarvan, een van de kleinste was de Prins der Nederlanden. Wij er op af. Eerst moesten we ons passagebillet laten zien en daarna mochten we de boot op. 'K Was nog maar amper op de boot of 'n bediende kwam op me af welk nummer van de hut ik had. Zoo wisten we al gauw waar ons nestje was. 'n Klein hokje met twee bedden, waar onze koffers al onder stonden.



Toen we het een en ander eens hadden afgekeken in de hut kuierden we weer naar boven. Daar waren nog een paar bekenden van me. Mr. Corine uit Vlijmen en twee broers van fr. Rigobert uit Baardwijk. Ook kwam even aan boord Z.Ex. Gouverneur Brandjes van Curacao met z'n mevrouw die kwamen even kennis maken met de nieuwe Missionarissen van de West. Stipt om vier uur voeren we af naar IJmuiden maar niet verder dan de sluis, want daar hadt de boot al stukken.

Er was een lek gekomen in de ketel. Gevolg was dat we 's nachts in IJmuiden bleven liggen. De vuren werden gedoofd. Frater Superior die was meegegaan zoover zat er mee verlegen maar tegen half negen werden de niet passagiers met een bootje naar de wal gebracht. Hoe 't er verder mee gelopen is weet ik niet. Dit was dus de eerste pech op onze reis.

Een goed begin vindt U niet. Maar enfin zoo was er ook de eerste nacht geen gevaar voor zeeziekte.


19 September 1924

Van morgen al om 6 uur uit de veeren. Lekker geslapen de eerste nacht, alleen ben ik nog al eens wakker geschrokken van 't helsche lawaai dat er gemaakt werd door de machines van hoogovens. Half uitgeslapen ben ik om een uur of acht naar 't ontbijt getrokken en goed gesmuld.

Onderwijl is de een na de ander boven water gekomen. Maar 't is alles nog vreemd. Enfin kennismaking volgt nog wel. Om tien uur wordt er gezegd zullen we de sluizen in varen. En waarachtig om 'n uur of negen wordt een begin gemaakt met 't losgooien der kabels. De schroef begint te werken en prompt tien uur vaart de boot af, langzaam aan.

De sluisdeuren staan al open en bedaard heel bedaard varen we de kolk in. Daar weer vastleggen, weer wachten tot het water even hoog staat, en dan door de laatste sluizen de zee in. Hier begint de boot met meer snelheid te varen. De machine werkt volle kracht. Je voelt aan de boot dat we in zee zijn. Er komt meer werking in. Hij begint een beetje op en neer te gaan. Maar gelukkig blijft het weer heerlijk, zoodat de meesten van ons nog flink ter been zin. Een paar krijgen al een bleeke neus. De zeeziekte doet haar intree.

Ik hou me nog taai en rook en praat er nog lustig oplos. Met een paar wordt kennis aangeknoopt nl. met een zekere mh Savelkoul een jonge kerel uit Amsterdam, die voor zaken naar de West en tevens voor de jacht op wilde dieren voor Artis. En mh. Prins een jonge kerel ook nog diamant handelaar uit Amsterdam mhr. Rak, gepensioneerd post directeur dokter uit Suriname mh. Mey die zoo pas in Leiden gepromoveerd is enz. Tegen de avond wordt de zee ruwer.

De kapitein voorspelt ons dat er zwaarder weer ophanden is. We zullen maar afwachten wat het wordt. In het donker ben ik even een kijkje gaan nemen op de voorsteven van het schip. Een mooi gezicht op al de lichten van voorbijvarende en meegaande schepen. Een reuzen passagiersschip passeert ons in de richting van Engeland.

Een prachtig gezicht is dat zoo'n lange lijn van vuur op het water als je niets meer ziet dan donker en nog eens donker. En nu het naar twaalven loopt sluit ik voor vandaag, in afwachting of de voorspelling van den kapitein in vervulling zal gaan. Ik ben niet meer zo frisch als ik de heele dag geweest ben. Een voorteeken van de zeeziekte? Ik hoop van niet, maar ik vrees toch wel een beetje. Ik wordt zoo draaierig in mijn hoofd en m'n maag wordt een beetje licht. Maar eens goed slapen en afwachten.


23 Sept 1924

Zoals u ziet een gaping er tusschen. En geen wonder. Ik ben twee dagen al slachtoffer geweest. De tweede dag der reis begon 't zoo'n beetje te draaien en m'n hoofd en terwijl de een na de ander onder zeil ging, hield ik me nog kranig. De dokter zei, dat ik me nog kranig hield. 's Avonds van den tweeden dag kwam ik in de hut. De zoldering draaide naar beneden, m'n maag naar boven, m'n beenen waren als lood, m'n maag maakte nog een buiteling en daar ging ie hoor. Dus toch nog slachtoffer. Den derden dag 's morgens was ik weer frisch ondanks dat het schip buitelingen maakte.

Van loopen was geen sprake. Zoo gauw je opstond tuimelde je omver. De zee was erg wild. De boot ging omhoog en dan weer omlaag, dan weer van rechts naar links. Gezellig he ! Voor de zeebonken geeft dat veel, maar voor ons arme landrotten. En 't gezucht en geklaag en gebrom aan te moeten hooren van alle reizigers op een stuk of vijf na. 't Is een vervelende boel.

Ik houd me nog erg kranig. 's Avonds in de hut weer voorstelling. De vierde dag 's morgens beroerd of ik aan mijn eindje ben. Ik was al vroeg op dek, dat nog glad was van 't zwabberen. U moet weten, dat 't heele schip 's morgens voor dag wordt opgepoetst. Ik ging op m'n dekstoel liggen en … o wee ik rol met stoel en al tegen de verschansing.

Ondanks m'n akeligheid moest ik toch hartelijk lachen. De heele dag ben ik op dek blijven liggen. En nu ben ik weer fris en gezond, ofschoon het schip nog heel leuk te keer gaat. 't Vrouwelijk gedeelte van de passagiers is zoowat niet te zien geweest voor vandaag.

Veel geeft 't hier niet te zien dan water water en nog eens water, 't Is een gebeurtenis als we nog eens land zien. Zoo zagen we gisteren de hoogen kust van Quessant, een eiland voor de Fransche kust, een stuk van de Spaansche kust een paar schepen. Dat is een heele gebeurtenis. En toch al is alles dag in dag uit 't zelfde, de tijd vliegt toch voorbij. Wij zijn met een gezellig clubje bij elkaar.

Ik heb me nooit kunnen voorstellen dat de verhouding onder de passagiers en de bemanning zoo te goedertrouw kon worden. Van morgen heb ik met slap gelachen. Ik lag in een luie stoel op 't dek druk op te praten, toen opeens een hooge golf 't dek kwam opspoelen.

Ik zag ze aankomen en sprong overeind maar in een wip was ze bij me sloeg tegen me op en nam me met stoel en al mee, en botste me tegen de railing op. Ik droop van het nat, maar gelukkig had ik met niet gestooten. Ik ben toen maar op een bank gaan liggen om me te laten drogen.


24 September 1924

'n Heerlijke morgen vandaag 't belooft mooi weer te worden. De zee is heel wat rustiger, maar de boot schommelt nog geweldig. Vandaar ook ook m'n knoeischrift. Ik zal nu gauw een slot aan mijn brief maken want Vrijdagmorgen om 6 uur in de morgen hopen we op Madeira aan te komen. Die dag zal er weinig van schrijven komen, want we hebben al met 'n achttien man afgesproken een tourtje te maken door het eiland, en maar nee dat verklap ik nog niet.

Dat vertel ik in een volgende brief nog wel eens. Vanmorgen nog twee Spaansche schepen zien passeeren voor Amerika. Vannacht ving de radiotelegrafist een noodkreet op van een schip dat in nood was. Verschillende schepen die in de omtrekt waren zijn er heen geweest, maar van het schip was niets meer te zien, waarschijnlijk met man en muis vergaan. Wel vreeselijk he. De boot begint al langer hoe vlugger te loopen, maar al langer hoe meer te schommelen. Nu maak ik een eindje want om 6 uur is 't aantreden voor 't diner.


25 Sept 1924

Van morgen was ik al vroeg uit de veeren. 'n Prachtige morgen was het. De zon was al mooi helder, de lucht maar voor een klein gedeelte bewolkt. De zee was rustig als ze tot nu toe nog niet was. Langzamerhand komt de eene passagier na de andere boven water. Allemaal zien ze er weer opgewekt en frisch uit. 'n Kleine afwisseling hadden we vanmorgen toch.

Afzetterij op kleine schaal. Mr. Prins, 'n Joodje uit Amsterdam, had gisteren avond 't ongeluk door 't schommelen met zijn stoel 'n buiteling te maken waardoor hij zijn nikkelen luciferhouder verloor. 's Avonds toen hij naar bed was vond ik het doosje. Ik stak het in mijn zak om het natuurlijk aan den eigenaar terug te bezorgen. De volgende dag zouden we re een lolletje mee hebben.

Van morgen nu werden er een paar ingelicht. Er werd besloten een loterij op touw te zetten. Een Commissie werd benoemd om de zaak te regelen. Benoemd werd Mh. Roch een Surinamer tot penningmeester. Dr. Maij eveneens een Surinamer tot voorzitter en ik tot secretaris. 't Bewuste doosje werd in een mooi kistje gepakt. Besloten werd dat ieder 1e klas passagier een riks zou in leggen.Het ingelegde geld zou tot een liefdadig doeleinde bestemd worden.

Allen uitgezonderd Mr. Prins waren ingelicht. Lotjes werden gemaakt en toen alles in orde was begon de verloting. Alles was zo geregeld dat de prijs moest vallen op Mr. Prins wat dan ook juist klopte. Wij kregen allemaal onze rijksdaalder terug behalve Mr. Prins. Daar kochten we een lekker potje bier voor.

Verder op de dag hebben we nog een wedstrijd gehad. Mh.Zimmerman een ventje van slecht 275 pond zou een half uur lang met 'n snelheid van 6 KM over het dek wandelen. De man droop wel van het zweet en hijgde als een versleten machine, maar de weddenschap was gewonnen, die in een flesch wijn bestond. Zo wordt van alles verzonnen om den tijd door te komen. Vanavond gaan de meestem al vroeg naar bed, want morgen vroeg is het al vroeg dag.

Omstreeks zes uur in de morgen zullen we in Madeira zijn. Allemaal willen ze natuurlijk het binnenvaren zien. 't Is ook een mooie afwisseling als je zoo'n week lang op het water geschommeld hebt nog eens vast land te zien en dan vooral het vooruitzicht van een lekker glas Madeira. Ik was eerst van plan op te blijven, maar wijze menschen raden het mij af. Daarom zal ik maar in mijn emmer kruipen zoals de zeelui zeggen.


27 September 1924

Gisteren morgen was ik al om vier present. Eerst ging ik mh. Savelkoul wekken. Ik bonsde een keer of vier op de deur van z'n hut. Geen gehoor enkel en alleen een varkensgeluid. Ik ging maar weer terug om met te waschen en aan te kleiden. Toen probeerde ik het nog eens , nog eens en nog eens, maar zonder succes. Ik dacht bij me zelf dan st … maar en ging naar boven 't dek op. Noch niets te zien van Madeira dan 't licht van 'n vuurtoren of lichtschip. Ik kuier eens naar voren, naar den voorsteven, naar de wacht.

Na een kwartiertje ging ik weer eens kijken of mijn varkentje uit de nest was. Nee hoor. Ik dacht nou voorui dan maar. Nog een keer of vier gebonsd. Nog niets. Dan verr … ook maar dacht ik bij me zelf. Een zwarte bediende was zo goed me een kop koffie met een beschuit te brengen.

Intusschen was de boot met halve kracht vooruit gestoomd. Nu was het eiland duidelijk te onderscheiden als een donkeren gebogen lijn met hier en daar een lichtpuntje. Nog een kwartiertje varen dan kwam langzamerhand Funehal in 't zicht. 'n Prachtig gezicht was 't. Eerst de hoge bergen als donkere zwarte plekken tegen de helder wordende lucht.

Dan van de zee af naar boven toe hoog de lucht in lichtjes. Je kunt duidelijk de wegen herkennen die de bergen oploopen. Ik blijf nog eventjes kijken en dan ga ik naar beneden om nog eens te proberen of ik mijn patient uit de lappen krijgen kan.

Ik bons op de deur trap er tegen dat heel de buurt er van wakker schrikt. 'm Reuzen succes nu, want de heele bijenkorf begint nu uit te vliegen. Na 'n klein kwartiertje is alles op dek en ben ik niet meer alleen de gelukkige genieter van 't mooie gezicht. De bergen zijn steeds duidelijker geworden. Krachtige rotsblokken zijn het van drie a vierduizend voet hoog. De lichter verdwijnen de eene na het andere.

De huizen worden al zichtbaar. Kleine vierkante blokjes zijn het nog maar. 'n Half uurtje varen nog, daar stopt de machine, heel langzaam vaart de boot verder tot hij vast ligt aan z'n anker. We liggen in de haven van Funehal, de hoofdplaats van Madeira. Vlak aan de wal kunnen we niet komen we blijven tot op een minuut of tien afstand van de kade liggen.

We hebben nog overvloed van tijd om 't eiland van af 't schip eens nauwkeurig af te kijken.. Van de zee af loopt 't gebergte langzaam de hoogte in. Tegen de helling hangen de huizen. Ik zeg hangen want 't is letterlijk ook zoo. Zoo hoog als je kijken kunt zie je nog huizen. De bergen zijn bijna helemaal begroeid.De huizen zijn meestal geel of wit met rode daken die mooi scherp afsteken tegen het groen van de bergen.

De zon is nog aan het op komen. Want 't is eerst zes uur. De toppen van de bergen zijn nog wazig blauw. De dalen daarintegen donker, ja bijna zwart. Duidelijk zie je een wolk van dauw op en neer bewegen. Langzaam gaat de blauwe kleur der toppen over in rood, de grauwe wolken verdwijnen.

Rondom krioelt het van kleine visschersschuiten. Enkele schieten pijlsnel met opgezet zeil aan ons voorbij. Bijna alle visschers hebben een groet voor ons over. 't Zijn donker bruine kerels niet groot maar stevig gebouwd. Wat de kerels roepen kunne we niet verstaan. Aan de wal begint het steeds levendiger te worden. Ze staan uit te zien naar onze boot, die daar als een reus ligt tusschen de ander booten.

Omstreeks half zeven komt een motorbootje naar ons toe. 't Is de dokter die komt zien of er geen zieken aan boord zijn. Met hem is ook een politieagent meegekomen die de orde moet handhaven onder de kooplui. Zoo gauw is de dokter weg of van alle kanten komen booten en bootjes op ons af met allerlei koopwaren beladen zoals rieten stoelen tafels enz. Straks nog wat meer daarover.

Ook zijn er verschillende hotelbedienden gekomen om ons uit te noodigen in hun hotel. Die heeren spreken zowat Engelsch. Boven aan de scheepstrap houdt een matroos de wacht, want de kooplui mogen niet op het schip voor de kapitein verlof gegeven heeft. 't Is een pootige kerel. Ze weten wel wie ze voor dat doel hebben uitgekozen.

En toch wisten ze hem nog te verschalken. 'n Paar waren zo slim achter onze boot om te varen, er tegen op te klauteren en in een wip hadden ze een heele winkel stoelen op het dek staan. De matroos kreeg het in den mot, monsieur er op af. Als je as de donder niet weg ziet te komen gooi ik je verd … met je heele winkel de zee in. Vooruit !

De Madareesen verstaan geen Hollandsch, maar dit Hollandsch verstonden ze wel, want zoo vlug als ze gekomen waren, waren ze ook weer verdwenen. Ondertusschen is er een jongen van een jaar of negen gekomen. 't Ventje is in een zwempakje. Voor een dubbeltje wil hij onder water duiken. Ah Signore for ten cents Far away: Toe mijnheer voor tien centen ver weggooien. Als het dubbeltje in het water valt kijkt hij het even na. Dan plons, signeur springt het water in. Nog even kun je hem zien. Dan niets meer. 'n Tien tellen later komt hij weer naar boven, 't dubbeltje tusschen de tanden. Zoo gaat hij zeven acht keer te water, dan weer het dubbeltje tusschen de tanden, dan weer tusschen de teenen.

Daar gaat de bel voor het ontbijt en wat nog geen enkele keer gebeurd is alle passagiers zijn direct present. In 10 minuten tijd is het ontbijt afgeloopen. Dan gauw enkele kaarten gekocht en 't adres geschreven, maar nu komt mijn vergeetachtigheid weer boven. Ik leg de kaarten netjes weg en vergeet ze op de post te doen. 'n Groote motorboot ligt klaar om ons naar de wal te brengen.

Maar eerst wordt overeen gekomen voor welken prijs ze ons halen en weer terugbrengen zullen. Dit is noodzakelijk, want anders wor je bedrogen. Dan gaat de heele boel de boot in en vooruit.

Bij de aanlegplaats moeten we een flinken trap op. 'n Raar gevoel is 't als je zoo na 'n week schommelen weer eens vasten grond onder je voeten krijgt. Je hebt in je beenen nog het gevoel of je op de boot loopt. Je gang is 'n beetje onzeker. Hier gaan de verschillende groepen uit elkaar. 't Mannelijk gedeelte van de 1e klas passagiers blijft bij elkaar.

Een heeft op zich genomen, alle betalingen te doen. Naderhand wordt alles geregeld. Nu gaat het onder geleide van een gids naar 'n hotel toe.

Daar knappen we enkele flesschen Madeira. De gids heeft intusschen drie auto's gehuurd voor een uur. Als we voorlopig verzadigd zijn met Madeira stappen we de auto's in. Eerst langs de zee dan langzaam aan de hoogte in, dan weer eens steil naar beneden dan weer een volle kracht de hoogte in.

De menschen kijken nieuwsgierig de vreemdelingen metr hun vreemde taal aan. De straten zijn niet erg breed, zoodat het bij de plotselinge draaien van den weg gevaarlijk is en verkeersagenten ontbreken. Maar geen nood alles speelt verkeersagent tot zelfs de kinderen. Ze steken even de hand op en de auto's stoppen, de eenen passeert en dan gaat alles weer verder.

We komen al hooger en hooger. Hier en daar heb je een prachtig gezicht op het dal, dan weer kijk je tegen een steile rots op. 't Is verrukkelijk schoon. Na een klein half uurtje zijn we aan het eind van onzen weg, boven op den top van een berg drie duizend voet boven de zee, den zogenaamde Mount. Van hier uit heb je een prachtig gezicht over 't heele eiland. Vlak onder ons een pracht van een dal met de stad Funehal.

Daarachter deze met een heele boel schepen en scheepjes en een eind de zee in onze boot, zo groot als een fatsoenlijke papieren schuit. Vanaf onze standplaats zien we duidelijk nog een eind boven ons het graf van Keizer Karel van Oostenrijk. Terwijl we ons daar de oogen staan uit te zien op al het moois, loopen wel een twintig kinderen om ons heen Signore one penny: Mijnheer een cent. Onze gids en ook de chauffeurs kletsen ze met een leeren riem tegen de bloote beenen en dan vliegen ze voor een oogenblik op zij, maar niet lang.

We stappen weer de auto's in en nu gaat het langs een andere weg terug, eerst naar een nieuwe kerk toe boven op een bergtop reusachtig hoog. Ze viel ons tegen. 't Zijn geen Hollandsche kerken. Alles ziet er min of meer slordig uit. Van de Martinuskerk sjeezen we weer naar beneden in een dolle vaart overal misschien wel vijftig bochtige wegen. Koddig is het als er eentje naar beneden moet. 't Gaat half op een drafje en voortdurend kijken ze om naar onze auto. Na een half uurtje zijn we weer beneden in de stad. Nu gaan we eerst de kathedraal binnen.

Deze ziet er mooier uit dan de Martinuskerk, maar 't is nog niet wat men noemt. Vandaaruit weer enkele flesschen geknapt en dan naar de markt. Dat is werkelijk kost om te zien. De koopwaren liggen gedeeltelijk in hallen, gedeeltelijk zoo maar op den grond. Het is een drukte van belang. Wij voorral trekken de aandacht. Sommigen staan ons met open mond aan te gapen, anderen lachen ons vriendelijk toe, andere weer komen met hun: signore one penny, signore a sigar. Weer anderen proberen ons af te zetten met hun koopwaar. Nog anderen willen ons Portugeesch geld aan de broek te smeren. In een woord van alle kanten worden we belegerd. Met een krachtig schiet toch op uilskuiken of donder op, of een krachtig donder op pot verdo .. is genoeg om ze voor een kort tijdje weg te jagen.

Wij zijn in echt vrolijke stemming. Van de markt gaan we naar het postkantoor. Een heele stoet van nieuwsgierigen is ons achterna geloopen, maar wij doen maar juist of de heele stad van ons is. Als ze een beetje te dicht op onze hielen zitten, draaien we maar even om en heel de boel wacht tot we weer verder gaan. Een van ons hebben we intusschen nog even beet genomen. De goeie man had een mondharmonica meegenomen van uit Holland. Op een avond laat signeur het ding in zee vallen. Nu zouden we een nieuw voor hem koopen. Dat gebeurde maar ook kochten we een heel klein, zowat zolang als een pink. Dit werd in de groote doos gedaan, 't groote harmonica kwam in mijn zak terecht. Dit zaakje werd midden op straat afgewerkt.

De nieuwsgierigen begrepen wat we in 't zin hadden, ze lachten en knikten ons toe, ze riepen wat tegen ons wat we niet verstonden. Toen werd het geschenk aangeboden met een gloeiende speech, alles midden op straat.Het gezelschap ging niet verder voordat er een flinke losse mop gespeeld was. Dan ging het weer verder naar de schenkwirtschaft. Jammer genoeg werd nu door sommigen 'n beetje te veel genomen. Goddank was geen der fraters boven theewater. Vandaar gingen we weer naar de aanlegsteiger terug waar de boot al op ons lag te wachten.

In 'n tien minuten waren we weer op onze modderschuit. Daar werden we weer van alle kanten lastig gevallen door kooplui. Gelukkig ging gauw de bel voor de lunch. Ik rammelde van den honger. De Madeira begon te werken, ik werd een beetje duizelig. Gauw naar beneden en flink ingeslagen. Onder het eten voelde we wel dat de machine weer in aktie was. 't Was zoowat één uur maar 't zou nog half drie worden eer we zouden weg varen. De ankers lichten gebeurd zoo maar niet in een haverklap. Zwemmertjes en kooplui roeien nog om de boot heen om nog een paar centen te verdienen. En langzaam aan gaat het weer vooruit.

De stad is al gauw uit ons oog maar het eiland zelf nog niet. De wolken komen van boven naar beneden en zweven langzaam langs de helling naar zee. Witte, blauwe en zwarte wolken zijn het. Op eens breekt de zon er weer door en terwijl het beneden donker wordt stralen de bergtoppen weer in't heldere licht. Zoo is ons eerste gedeelte van de reis voorbij en staat ons nog een goeie week varens te wachten. Nu nog iets over Madeira zelf. De eerste indruk is dat het er niet erg zindelijk is. De huizen zien er sterk uit meestal uit ruwe bergsteen gebouwd.

De straten zijn geplaveid met kleine steentjes mooi naast elkaar gelegd, zoo glad dat je er bijna over glijden kunt. Karren of wagens kent men hier niet. Gewone vrachten worden per slee vervoert met twee ossen er voor. ' Zijn kleine beesten met magere knoken. De voerman is een jongen van een jaar of tien. 'n Ander loopt achter de slee en houdt de landing in de gaten. Als ik spreek van slee, moet u zich niet teveel voorstellen.

Ze bestaat eenvoudig uit een paar balken met een plank er tusschen. Het wapen van de voerman is geen zweep maar een stukje hout met 't onderste stuk van een ossestaart. De gewone menschen loopen allemaal barrevoets of hebben een soort schoenen aan, waarvan het onderste stuk hetzelfde is als bij ons, maar het bovenste is heel wijdt en kan desnoods ook omgeslagen worden. 't Is geen erg gezond volk en hebben veelal bleeke en ingevallen wangen.

Zooals een scheepsofficier verklaarde is 't heele eiland tuberculose en is er veel ontucht. De menschen zijn klein van stuk, 'n stuk of zes van ons konden ze gemakkelijk op het knopje van de pet kijken.. 't Eiland is ook zeer vruchtbaar .

Overal ziet men wingerden met reuze trossen. De eigenlijke heeren huizen liggen verborgen achter een muur, Zoo 'n muur zie overal langs de wegen zo gauw je buiten de stad bent. De winkels hebben geen ramen wel twee of drie deuren die wagenwijd openstaan. Erg smakelijk zien ze er niet uit. Kleeren hebben de kinderen niet veel aan. Ze loopen bijna allen barrevoets. 't Zijn echte afzetters de Madrielezen en bedelen doet er groot en klein.

De vrouwen loopen allen met een doek om het hoofd. Ik ontmoette er die de armen vol waren hadden en dan nog een groote mand op het hoofd. Een jongen droeg een flesch die of zoiets liggend op 't in hoofd' , 'n ander weer staande, 'n smid had een zwaar stuk ijzer op z'n hoofd liggen.Wel leuk als je nooit iets dergelijks gezien hebt.


5 October 1924

En nu tot slot nog 't een en ander. We varen nu al van 27 Sept zonder een streepje land te zien, zonder vogels, niets, niets dan water. We zoeken van alles op om onzen tijd aan te vullen. Zoo nu en dan komt er wel eens een aangename afwisseling.

Maar ik vertel nu eerste eens iets van onze boot. Zoals ik u de vorige maal schreef is hij maar klein. De lengte is zoowat 100 M. 't Is een stevig bootje in 1902 gebouwd en heeft nu 47 vaarten naar West Indië achter den rug. 't Is een dapper baasje, 'n snelle looper is het niet. Hij loopt zoowat 10 a 11 mijlen per uur of zoowat 18,5 KM per uur. Dat wordt zoo ongeveer 152 a 164 mijl per dag dat is 152 x 18,5 KM + 2812 KM tot 2834 KM per dag.

En dat zoo drie weken achter elkaar, dan begrijpt U dat 't een heele route is. Op Madeira zijn er vijf eerste klaspassagiers bij gekomen. 't Zijn Portugeezen op weg naar Trinidad. Ook is er een Engelsch kolonel aan boord met bestemming voor Dimeraren. 't Is een zeer goede hartelijke man, z'n vrouw is erg vriendelijk. De twee kinderen zijn zeer prettig.

Iedereen houdt er veel van. Vooral de jongen zes jaar oud is een echte rakker. Hij houdt er van anderen beet te nemen. Zoo lag er gisteren eentje te slapen. Signeur bond voorzichtig 'n touw om 'n been en begon toen uit alle macht te trekken. Vanmiddag trok hij er eentje met zijn neus en liep toen hard weg. Zoo zit hij vol streken.

Al ken ik niet veel Engelsch en hij geen Hollands we verstaan er elkaar toch best. 't Zijn geen Katholieken maar toch zeer goed geloovigen menschen. Ze behooren tot de High Church die alles hebben zoals wij, enkel gehoorzamen ze niet aan de Paus van Rome. Bijvoorbeeld vroeg Mevr. de vorige week aan ons wat wij met den Vrijdag deden, of wij vleesch aten of niet. Wij zeiden dat wij zoolang wij aan boord waren wij alles met de andere passagiers meededen dus ook vleesch aten. Ja, was haar antwoord ik heb het ook maar gedaan. Ook zat ze Zondag heel godsvruchtig voor zich te bidden.

Ze mag ons wel lijden. Wij luieren van den morgen tot den avond. Om acht uur begint 't al en zoo gaat het door tot twaalf uur, half een, een uur. 's Avonds worden we een beetje wakker. Zoo een enkele keer hebben we een beetje afleiding. Zoo b.v. hadden we een kermisattractie. Een vierkante plank met een pin er op, waarbij ringen uit touw. Iedere ring die je er aan gooit levert een dubbeltje op. Ieder ring die er neven gaat kost je 1 ½ ct. Nogal om te doen denk je. Jawel, de meesten konden er geen enkel aankrijgen.

Alles samen krijgen we ruim f 8 bij elkaar. Een volgende keer schrijf ik nog wel eens een paar andere streken want nu is de tijd kort. Morgen d.w.z. 9 Oct. Vertrekt de Calypso die de post meeneemt naar Holland. Ik zit nu dus hier al in Paramaribo. Het is er vreeselijk warm. Ik transpireer voor geweld. Dank den Heer dat Hij ons allen zoo 'n goede overtocht bezorgd heeft. De volgende postboot neemt weer wat voor U mee.

Nu sluit ik mijn brief met de beste wenschen aan U allen. Onze Prins der Nederlanden is vanmiddag om 1 uur weer vertrokken met 8 andere fraters. Ik ben terecht gekomen buiten de stad op Boniface. Mijn adres is: De Eerw frater Octavianus PB 345 Paramaribo Suriname.

Nu maar gauw een brief terug hoor: Joh.



suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: