Paramaribo
Zo woedde er in januari 1821 een ernstige brand in het gebied
Oranjeplein-Waterkant. Ruim 400 huizen en gebouwen gingen daarbij verloren. Bij een tweede brand, in
september 1832, werden nog eens 46 panden in het westelijk deel van de Waterkant vernield.
Het gevolg
is dat we juist in het oudste gedeelte van de stad nogal wat 19de-eeuwse huizen zullen aantreffen. Een van
de oorzaken van de enorme omvang die dergelijke stadsbranden konden hebben - en dat geldt niet alleen voor
Paramaribo. maar ook voor andere steden met veel houtbouw was, dat de meeste huizen van zeer brandbaar
materiaal waren gebouwd: wanden, maar ook daken bestonden over het algemeen uit hout.
Naar
aanleiding van deze branden besloot het Gouvernement dat men de huizen niet meer mocht voorzien van shingles
( houten dakleien ), maar die moest dekken met "leien" van onbrandbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld pannen,
daktichels (tegels) of echte leien.
Bovendien verordende het Gouvernement dat elke inwoner van de stad
verplicht was een slaaf ter beschikking van de brandweer te stellen. Ook moest elke huiseigenaar er voor
zorgen dat bij het huis twee emmers en twee handspuiten aanwezig waren. Zo hoopte het Stadsbestuur, in geval
van brand, te beschikken over voldoende mankracht en materiaal om zo de gevolgen toch enigszins te kunnen beperken.
Bouwen in hout De brandbaarheid van de stad,
die een paar
jaar geleden helaas nog eens duidelijk gebleken is, brengt ons bij datgene. wat als kenmerkend voor
de architectuur
van Suriname, en in het bijzonder van Paramaribo, wordt ervaren: het bouwen in hout. Eigenlijk is dat geen
bijzonderheid In een
land met zoveel oerwoud is hoi.: het aangewezen materiaal om mee bouwen. Wel bijzonder is echter de wijze waarop de
Surinaamse bouwers het hout naar eigen inzicht hebben toegepast en zo de Surinaamse architectuur een eigen en uniek
karakter hebben gegeven.
In het begin van dit artikel is al opgemerkt dat er duidelijk invloeden van buiten Suriname
in die architectuur zijn te onderkennen en te herkennen. De aanwezigheid van die vreemde invloeden hangt nauw samen
met de komst van vreemdelingen naar het land. of dat nu was om goud te vinden (Spanjaarden. Engelsen e.a.). om te
koloniseren (Engeland en Nederland). om zending te bedrijven (Hernhutters uit Duitsland) of uit angst voor
onderdrukking ( Franse Hugenoten ).
Bekijken we van de
architectuur Suriname,
en met name van Paramaribo. de verschillende architectonische elementen nader, dan vallen ons op: een voorkeur voor
het bouwen in hout: een veelvuldige toepassing van de kleur wit; een veelal symmetrische indeling; het voorkomen
van de drie klassieke orden -Dorisch, Ionisch en Corinthisch; het dakhuis, de zogenaamde Lodewijkstijlen, en een
voorliefde voor zuilenportico's en balkons.
Over het bouwen in hout werd in het voorgaande al gesproken; het veel voorkomen van
de kleur wit is in tropische en sub-tropische landen vanwege haar zonwerende kwaliteiten, geen bijzonderheid. Het
gebruik van de klassieke orden - Dorisch, Ionisch en Corinthisch dateert vooral uit de tijd van de Engelse en
Hollandse overheersing, dus vanaf omstreeks 1650. In deze periode voerde in Europa de vormentaal van de klassieke
oudheid hoogtij. Deze stijlperiode staat in de kunstgeschiedenis bekend als het classicisme. Hiervan zijn in Suriname
geen voorbeelden bewaard