In de twintigste eeuw bleef de plantagelandbouw in Suriname achteruitgaan en
ook het aantal suikerplantages liep steeds verder terug. Mariënburg kon zich
echter handhaven en bleef de grootste plantage van ons land. Zelfs werd in
1922 en 1923 de fabriek geheel vernieuwd.
De onderneming had toen ongeveer 1200 ha in cultuur en de suikerproductie
bedroeg ongeveer 6000 ton, waarvan twee derde deel werd verscheept naar
Amsterdam.
Vermeldenswaard is dat in deze tijd weer een poging gewaagd werd om door
cane-farming de gedachte van de Usine Centrale nieuw leven in te blazen.
Zonder succes.
Mariënburg was en bleef een wereldje op zichzelf met eigen
arbeiderswoningen, een eigen ziekenhuis en eigen winkels. Zelfs had het
bedrijf eigen geld, dat echter alleen op Mariënburg gebruikt kon worden. De
plantage had zijn eigen sociaal leven. Bijvoorbeeld de feesten van de arbeiders
in de kampong en de feesten van de staf in hun recreatiegebouw:
Vaak ook was Mariënburg de gastheer van bezoekers uit Paramaribo of uit het
buitenland.
Wie vroeger van Paramaribo naar Mariënburg wilde gaan moest dit doen met
de rivierboot die aanlegde bij de magazijnen van het bedrijf aan de
Commewijne. Later werd het ook mogelijk om over te steken naar Jagtlust of
Voorburg en van daaruit over land verder te trekken naar Mariënburg.
Belwaarde a/d suriname rivier
Nog later
werd Belwaarde aan de Surinamerivier de inlaadhaven van Mariënburg. Deze
plaats werd met de fabriek verbonden door een spoorweg. Men kon dan
oversteken naar Belwaarde en met de trein Zijn weg vervolgen.
In de twintiger
jaren werd de veerdienst Paramaribo- Meerzorg in gebruik gesteld en nu was
het reizen naar Mariënburg gemakkelijk geworden.
Oversteken met het veer en met de auto of de fiets verder. Na de Tweede
Wereldoorlog opende Kersten een busdienst die Meerzorg verbond met
Mariënburg en in de jaren daarna werd deze taak overgenomen door de vele
bushouders die nu nog de dienst onderhouden.
De economische wereldcrisis van de dertiger jaren bracht ook voor Mariënburg
grote problemen. De prijs van suiker daalde op de wereldmarkt tot fl. 2.50 per zak
van 100 kg. Van de 5 suikerplantages die er toen nog waren in Suriname moesten
twee hun poorten sluiten.
Maar Mariënburg overleefde ook deze crisis.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten veel arbeiders van Mariënburg hun
militaire dienstplicht gaan vervullen, ze moesten in de schutterij. Door het
arbeiderstekort dat zo ontstond werd de productie sterk ingekrompen en toen
gebeurde wat nog nooit eerder gebeurd was in onze geschiedenis : mensen
moesten in de rij gaan staan voor een pondje suiker. Suiker was op de bon.
Maar Mariënburg bleef zich handhaven, ook toen in de jaren na de oorlog eerst
Alliance en later ook Waterloo het bedrijf opdoekten.
Mariënburg handhaafde zich niet alleen, maar deed ook aan vernieuwing. In 1954
werd de nieuwe stijlerij in gebruik genomen. Drie jaar later kreeg Mariënburg de
beschikking over een raffinage-installatie, zodat ook witte suiker geleverd kon
worden.
De N.H.M., de eigenares van de onderneming, was intussen bijna volledig een
bankinstelling geworden en in 1964 verkocht zij de onderneming voor meer dan
vier miljoen gulden aan de N.V. Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam.