|
| |
| SURINAME AFDELINGEN -
Geschiedenis - - Mariënburg
terug
Bron: Dr. André Loor; Mariënburg 100 jaar.
MARIËNBURG
De plantages die aan Mariënburg riet zouden leveren produceerden in
1882 samen nog geen 2000 ton suiker, maar door de betere productie
technieken van Mariënburg verwachtte men in de eerste campagne al
3000 ton te halen. Maar de grote toename zou komen als de plantages
hun aanplant zouden uitbreiden. En de plannen daarvoor bestonden al.
De verwachtingen waren hooggespannen! In werkelijkheid liep alles anders.
De internationale suikermarkt was in de jaren 1880 ongunstig, waar
door de suikerplantages geen of slechts weinig winst maakten. Bovendien
beleefde cacao toen een bloeiperiode, waardoor de planters meer
belangstelling hadden voor deze cultuur.
Het gevolg van dit alles was dat de aanplantingen van suiker werden ingekrompen
of soms zelfs geheel stopgezet. De leveringen van suikerriet
aan Mariënburg liepen daardoor terug, waardoor er niet voldoende toevoer
was om de fabriek economisch te exploiteren.
Mariënburg moest noodgedwongen zelf de cultuur van suikerriet ter
hand nemen. |
1956 (de Bray) |
Mariënburg was dus een gewone suikerplantage geworden. Fabricage en cultuur
waren niet langer gescheiden. Dit heeft belangrijke gevolgen gehad voor de
onderneming: - er moesten meer mensen in dienst worden genomen - er
moesten meer arbeiderswoningen worden gebouwd - ook andere voorzieningen
moesten aan de uitbreiding worden aangepast - de onderneming kocht ook
andere plantages aan, waardoor het bedrijf uitgroeide tot verreweg het grootste van
Suriname met meer dan 2000 arbeiders.
De arbeidersmacht van Mariënburg werd in het begin gevormd door vrijverklaarden
en hun nakomelingen en door immigranten uit China, West-Indië en Brits-Indië
Door de uitbreiding van de activiteiten was de zorg voor aanvoer van voldoende
immigranten voor de onderneming erg belangrijk geworden. Daarom liet zij in
1890 Javaanse immigranten halen voor Mariënburg. Dit werd een succes en vanaf
dit jaar zijn meer dan dertigduizend immigranten uit Java naar ons land gekomen.
De arbeidsvoorwaarden en leefomstandigheden op Mariënburg verschilden niet
veel met die van andere plantages. De immigranten hadden recht op vrij wonen. In
de kampong waren woonblokken gebouwd, elk met 4 tot 6 kamers. Voor elk gezin
een kamer met een klein terrasje ervoor. Onder een afdakje achter het huis werd
gekookt. Water werd opgevangen in vaten, maar in de droge tijd moest het met
emmers worden aangevoerd. Voor verlichting gebruikte men de kokolampoe of
een petroleumlamp, maar later kregen de huisjes ook electrische verlichting.
De immigranten hadden vaak een eigen tuintje waar ze wat levensmiddelen
verbouwden voor eigen gebruik.
Ook konden ze het dagelijks menu aanvullen met vis die toen nog overvloedig te
vangen was in de loostrenzen van de plantage. De plantagewinkel was door de
onderneming verpacht aan een Chinees.
Als de arbeiders aan het werk gingen werden de kleine kinderen verzorgd door
een oude immigrantenvrouw.
Deze verzorging liet vaak veel te wensen over.
"Naakt of bijna naakt liggen de kinderen, op den planken vloer verspreid, nu eens
slapend, ofschoon erbarmelijk geplaagd door de vele vliegen en andere insecten,
dan weer hevig schreiend om hulp of om voedsel. "De grotere kinderen konden
naar school, waar er soms speciale onderwijzers waren om de kinderen op te
vangen in de eigen taal. Het minimumloon voor de immigranten bedroeg voor de
vrouwen 40 cent en voor de mannen 60 cent per dag. Later werden deze bedragen
verhoogd tot resp. 60 en 80 cent. De werkzaamheden werden echter vaak als
taakwerk verricht, waardoor veel immigranten meer konden verdienen dan het
voorgeschreven minimum. |
|
De immigranten hadden ook recht op vrije geneeskundige behandeling. Hiervoor
had de maatschappij op het emplacement een eigen ziekenhuis met vijf zalen.
Een voor opzichters en niet-immigranten, een voor de vrouwen en drie voor de
mannen. Elke zaal had zijn eigen latrine en badgelegenheid.
In elke samenleving komen er wel eens spanningen voor. Mariënburg vormde op
deze regel geen uitzondering. Een absoluut dieptepunt, niet alleen voor Mariënburg
maar voor heel Suriname, was in dit opzicht, het jaar 1902. De arbeiders waren niet
tevreden met het loon dat ze ontvingen en vielen de directeur aan. Deze vluchtte,
maar werd door de woedende menigte doodgekapt.
De politie arresteerde de volgende dag enkele verdachten van de moord, maar de
immigranten drongen op en eisten de vrijlating van gevangenen. Na enkele
waarschuwingen schoot de aangetreden militaire troep en er vielen 24 doden.
Enkele weken later werden voor de moord op de directeur acht personen
veroordeeld tot 12 jaren dwangarbeid.
Hoewel ook in latere jaren zich wel eens ongeregeldheden hebben voorgedaan,
konden excessen zoals in 1902 gelukkig worden voorkomen.
Krantencommentaren van die dagen geven ons wel een indruk van de
machtspositie van de directeur en van de machtsmisbruiken die er bestonden op
de plantage.
Met betrekking tot de moord rouleerde onder de immigranten ook een ander
verhaal.
|
De vrouw van een der immigranten werkte als dienstmeisje bij de directeur, die
ongeoorloofde betrekkingen met haar onderhield. De man van deze vrouw,
gekweld door jaloezie, werd door de andere ontevreden immigranten opgestookt
en hij besloot de directeur te vermoorden. Met geslepen houwer ging hij bij de
ingang van de fabriek zitten wachten. Toen de directeur daar verscheen werd hij
door de jaloerse man in stukken gekapt. Cynisch vertelde men erbij dat met een
hark de stukjes bij elkaar geharkt moesten worden. |
Deze moord was het sein voor een algemene opstand.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |