|
Onderwerpen Cultureel erfgoed |
| |
| SURINAME AFDELINGEN - Cultureel erfgoed - - Sarnami
terug
SARNAMI - NEDERLANDS
taake = aanzien ; kijken; toekijken; uitkijken
taala = hangslot; slot
taama = koper
taana-taanie = gespannen
taanga = bijl
taangal = hangend
taange = hangen ; ophangen
taar = bericht ; telefoon
taar kare / maare = telefoneren
taara = pek; teer
taara lagaawe = teren
taare = verwaarlozen
taariek = datum
taaru = verhemelte; voetzool; zool
taas = tas
taas khele = kaartspelen
taatak = vers
taawa = bakplaat
tab = daarna ; dan; waarna; toen
tab djab, tab djab = af ; nu
tab kare = mediteren
tab lek chal djaai = vooruit gaan
tabbo = nochtans; desondanks; niettemin
tabbo / taubhie = toch
tahaad lek = eveneens ; inbegrepen; meegerekend
taharaawe = leren ; verklaren
tahiaawe = opstapelen ; stapelen
tailat = toilet ; w c
tajaage / tiaage = afwijzen ; uitbannen
tajaar = gereed
tajaar kare = klaarmaken ; voorbereiden
tajaar rahe = klaarliggen
tajaar(ie) = klaar
tajaarie = voorbereiding
takaraar kare = kibbelen
takaraawe = aanrijden
takia = hoofdkussen; kussen
takia ke gielaab = kussensloop
tak / talak / taluk = gedurende; tot
talak = tolk
talwaar = degen; sabel; zwaard
tamaakhu = tabak
tamaasa = schouwspel
tampu = boomstronk
tan = lijf
tan man se = vurig
tanaaka bolie se heftig
tangaawe = ophangen
lange = hangen
tanie (se) = beetje; enigszins
tanie se = even ; weinig
tanie (se) = iets, ietwat
tanie se andjor = straal
tanko baat na sune = verwilderen
tanko na = geenszins
tan-man se = aandachtig ; geconcentreerd
taraadju = unster; weegschaal
taraai = pijn doen
taraf = gelegenheid ; reden
taraf se = namelijk
tarai / terai = ster
tarbudj = watermeloen
tardjuma = beeldspraak ; metafoor ; voorbeeld
tare = onder
tarieka = manier ; wijze
tarkaarie = groente ; toespijs
tarse = begeren ; verlangen
tasieha moeilijkheid/-heden
tatai = koord ; touw
tatka = kersvers; vers
tattie = ontlasting ; toilet ; w c
taubhie = evenwel; nochtans ; niettemin
taufa = cadeau; geschenk ; kado
taule = wegen
taxi waala = taxichauffeur
te = die
tedj = fel; gevoelig; heet; krachtig
teis = drieëntwintig
teitaalies = drieënveertig
teities = drieëndertig
tel = olie
tel lagaawe = zalven
telien = olieverkoopster
tern = periode ; tijd
tem lewe = duren
tem par = tijdig; bijtijds
tempe = tauge
temremaan = timmerman
tentie = afdak
teptep = sandaal
tera = dertien
terha = zigzag
terha = gebogen; krom
terha kare = buigen ; ombuigen
terie kare = aannemen; aksepteren
tewhaar / tiewhaar = feest
thaame = opnemen ; opvangen; aangeven
thaar(ie) = koperen schaal
thag lewe = bedriegen ; ontvreemden; oplichten
thagaai = bedrog
thage = genezen; helen
thage = bedriegen ; ontvreemden ; oplichten
thagien = bedriegster; oplichtster
thagu(daas) = bedrieger ; oplichter
thagwa = bedrieger ; oplichter
thailie = zak
thak = vermoeid
thak djaai = moe
thak howe = verbazen
thaka dewe = vermoeien
thakal thukal = afgemat; bek-af
thak(al-thukal) = moe
thakal-thukal = vermoeid
thaka / thakaawat = vermoeidheid
thake = schrikken
thake = verbazen
tham = stil
thamaawe = aanbieden ; aanreiken; overhandigen
than = uier
thanda = kil; koud
thandha = fris ; koel
thandha ke tem = winter
thandhaai = afkoelen; kou
thaporie / thoparie badjaawe = klappen
thara = staande
thara = overeind ; rechtop
thara kare = stilstaan
thare = languit; staan
tharia = schaal
thartharaai = beven ; trillen
thasaathas = tjokvol
thaa uraawe = spotten
thatha = spot
thatha uraawe = beschimpen
thekaana = herberg
thekaan(a) = onderdak; verblijfplaats
thekaana dewe = herbergen
thela-thelie = gedrang; geduw
thele = wegduwen
thele(-thaale) = duwen
thelie-thaale/thela howe = opdringen
thelie-thaale / thela howe = dringen
thelie-thela / thaale howe = verdringen
thes kare = struikelen
thethar dwars; opstandig; rebels
thetharaai = weerspannig ; rebellie; weerspannigheid
thetharaai kare = in opstand komen ; opstandig ; rebelleren
thetharai kare = verharden
thiehaana = orde
thiek = heel ; voldoende ; genoeg
thiek (se) = correct; goed ; netjes
thiek se dekhe / taake = opletten
thiekaan = in orde
thiekaawe = passen ; schikken
thiek-thaak = in orde
thúk = speeksel ; spuug
thúkara dewe = uitspuwen; verwerpen
thukaraawe = verstoten
thúke = spugen; spuwen
thokar = struikelblok
thokar = hoorbaar
thókar khaai / lage = struikelen
thoke = hameren; spijkeren; timmeren
thora dien tijdje
thora dien baad = recent
thora (se) = beetje ; enigszins ; gering
thora se = matig ; weinig
thora (se) = iets, ietwat
thora se auro = bijkans ; bijna
thora se garam = lauw
thora-bahut = een weinig
thóth = snavel
tiaag = opoffering
tiebolie maare = bespotten; honen; spotten; uitjouwen
tiegana = driedubbel
tieha = troost
tieha dewe = aanmoedigen ; geruststellen; troosten
tiehattar = drieënzeventig
tiekat = biljet; kaartje; plaatskaart
tiekie = staak ; stok
tielarie = ketting ; kolier
tien = drie
tien = zink; zinkplaat
tieno = alledrie
tier (kamaan) = pijl
tieraanbe = drieënnegentig
tieraasie = drieëntachtig
tierchha = scheef; scheel; schuin; helling
tierpan = drieënvijftig
tiersath = drieënzestig
tiersul = drietand
ties = dertig
tiesara = derde
tiese = zeuren
tieswaai = teleurstellen
tieta = heet ; scherp
tieta tel = petroleum
tietalie = vlinder
tiechhar = leerkracht ; onderwijzer ; onderwijzeres
tietkia = bitawiri
tijp kare = tijpen
to = immers; toch
tofie = snoep
tohie = jij
tohielog(ke) = jullie
tohu = jij
tohulog(ke) jullie
tóka-tókie interuptie
toke = jij ; jou
toli = penis
tomaatie = tomaat
top dewe = sluiten
topaan = bedekt
topal = dicht ; bedekt
tope = bedekken ; dichtdoen ; dichtmaken
topje = helm; hoed; hoofddeksel; muts; pet
tor = angel
tor(e) = jouw
tose = met / tot jou
totalaai = stotteren
towe = betasten; voelen
triekie kare = strijken
tu = jij
tuch = verachtelijk; gering
tuch maane = neerzien ; verachten
tufaan = wervelwind
tukaraawe = minachten
tukkara = deel ; eindje; gedeelte; onderdeel; plak; stuk
(tukkara) baraf = hagel
tukkara kapra = lap
tukkara tukkara mê kaate = versnipperen
tukkara-tukkara = in stukken
tukkie tukkie = kruimel
tulog(ke) = jullie
tulogse = met / tot jullie
tulsie = bazielkruid
tur dhaare = afbreken
turaawe = wisselen
turahie = bazuin; trompet
turant = direkt ; meteen ; onmiddellijk
ture = plukken ; slopen; verbreken
ture(-taare) = afbreken ; breken
turup = troef
turup-maar = kaartspel
tur-taar = vernieling
tusab(ke) = jullie
tut djaai = knappen
tut tut giere = vervallen
tutal = kapot ; defect ; gebroken ; stuk
tute = bezwijken ; breken
tute lage = vervallen
tute(-phute) = kapot gaan
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |