SARNAMI - NEDERLANDS
maachaan = dorstafel
maachhie = vlieg
maadje = onderdompelen , vaatwassen
maaf kare = vergeven, verschonen
maafie = excuus
maaf(ie) = pardon, vergeving, verontschuldiging
maafie maange = excuseren
maaf(ie) maange / kare = verontschuldigen
maahaan = groot , oppermachtig
maahaanta = glorie , heerlijkheid
maahaaraadja = keizer
maahaaraanie = keizerin
maaha jaadjak = hogepriester
maaha mantrie = hoogste raadsheer, onderkoning
maai = mamma
maai baap = ouders
maai baap ke = erfelijk
maakru = onrein , verboden
maal = product, schat
maala = erekrans, krans
maaliek ke ghora = sprinkhaan
maaliek / Maaliek = heer/Heer
maalies kare = masseren
maalkien = meesteres
maalum = bekend
maama = oom
maamie = tante
maan = eer , respekt
maan lewe = inbeelden, indenken , voorstellen, wanen
maana = manna
maan(-djaan) = achting
maane = achten, beschouwen , betekenen, dienen, vereren
maang = haarscheiding, scheiding
maange = begeren , bereid zijn, eisen, vragen, wensen, willen
maange djaane = benieuwd, nieuwsgierig zijn
maange hai djaane = benieuwen
maange kasar lewe / niekaare = wrokken
maar = slaag
maar dhaaral djaai = sneuvelen
maar dhaare = afmaken , doden , executeren, terechtstellen
maara maara = geslagen, (vdw) verslagen
maara maarie = gevecht
maare = botsen, doden , raken, slaan, slachten , treffen
maarh = rijstwater
maarke gieraawe = neerslaan
maar / marwa dhaare = slachten
maaro = bruidstent
maas = vlees
mamla = besluit
mamla kare = afspreken, plannen maken
mamte = ouderliefde
man = idee , gedachte , opinie
man kare = zin
man waala = favoriet, geliefd(e), zin
manaawe = beleven, vieren
manai = mens , persoon
manai khauwa = kannibaal, menseneter
manai log se na haare = lankmoedig zijn
manai logan = men
manat = minuut
mandiel / mandier = tempel
mandjan = respekt
mandjha = bestuursopzichter, opzichter
mangan = opgewekt , opgeruimd , vrolijk
mangar = dinsdag
man-maudjie = lichtzinnig
manuka = krenten, rozijn
manter = monteur
mantra = spreuk
manwaar = oorlogsschip
march = maart
mar djaai = omkomen
manai = hut, schuur , tent
maral = dood, gestorven , overleden
maral manai = dode
maral manai ke djagaha = dodenrijk
maramar = marmer
marcha = peper
mard(aana) = kerel, man , vent
mare = heengaan , omkomen, overlijden, sterven , dood
marie = pest
markat = smaragd
marki = grootte , maat
marmiete = meeleven
marne = sterven
marnie = dood , overlijden
marore = stuiptrekken
marsa = klaroen
marwa dhaare = doden , doodslaan
Masieh = Christus , Messias
masien = machine
maskieta = mug, muskiet
maskur = kaak
masla = gezegde, spreekwoord
massaala = kerrie
mat = structuur, systeem
matbhed = meningsverschil
matha = room
(mathie ke) baraunie = wenkbrauwen
mathnie = stamper
mathole = dralen
matlab = bedoeling, betekenis, zin
matlab ke kaahaanie = gelijkenis, parabel
matlab rahe = bedoelen, betekenen
matmail = grijs
manie = aarde , bagger, begrafenis, klei, slijk
mattie dewe = begraven
mattie ke = aarden, lemen
mattie ke bartan = aardewerk
maudj = jool, plezier , pret , vermaak, vertier
maudj manaawe = fuiven, vermaken
maudj manaawe / kare = amuseren
mauka = gelegenheid , kans
maur = kroon
mausa = oom
mausam = klimaat
mausie = tante
maut = dood
maut ke parie = doodsengel
mê = in, naar
mé se = uit , vanuit
megha = kikker, vors
megchie = kikker
mehenat = inspanning , moeite
mehenat se = moeizaam, ingespannen
mehenat se kare = inspannen
mehenat madjurie = arbeid
meheraaru = vrouw , wijf
mel = schip , stoomschip
mel-djol = overeenstemming
melhe = talmen, treuzelen
mere = mirre
merhie = paadje, weggetje
mes = mest
mes dewe / kare / chhiete = bemesten
mes niekaare / niekaase = uitmesten
mew mew kare = mauwen, miauwen
mew-mew kare = flikflooien
mielaawal = vermengd
mielaawe = inmengen, mengen , samenvoegen
mielan = bijeenkomst, ontmoeting
miel-djulke = gezamelijk
miele = aantreffen , krijgen, ontmoeten , treffen, vinden
mieliet = minuut
mieljan = miljoen
mienaahie = verboden , verbod, waarschuwing
mienaahie kare = verbieden , waarschuwen
mierie = molen
miertu = dood
miese = masseren , uitwrijven
mietaawe = uitvegen, wissen
mietha = lekker, zoet
mietha baat batiaai = temen
mietha baat bole = paaien
mietha bhaat = rijstebrij
miethaai = zoetigheid
mobaarak = gelukkig
moch = knevel, snor(haar)
móch = voelspriet
modja = kousen
mohaanie = begin , bocht
mohaar = deuropening, ingang
mohanbhog = offerspijs
mohar = goudstuk
mol kare = betalen
molbie / molwie = priester
mombattie = waskaars
mor = pauw
more = zomen
morsu = smerig , vies , vuil
morsu / mail kare = bevuilen, bezoedelen
mota = gezet, mollig, zwaarlijvig
mota dal ke rowa = bont
mota úcha dewaal se gheral djagaha = burcht, vesting
mota(-dhusund) = corpulent, dik
motargaarie = motorrijtuig
mota-taadja = dik
mot(a)-taadj(a) = weldoorvoed
motka = dikzak (man)
motkie = dikzak (vr)
mubaarak = gezegend
muft mê = gratis, voor niemandal
muh = bek, gelaat , mond, muil
muh baaike = verbijsterd, sprakeloos, verstomd
muh baawe / bawaawe = gapen
muh bawaawe = geeuwen
muh dekhe / taake = beoordelen , oordelen
muh laraawe = afbekken, bekvechten, redetwisten
muh latkal / terha rahe = verzuren
muh topke = gesluierd
muhdjabaanie = mondeling
muh(kaan) = aangezicht, gezicht
mukaraain = muf
mukhaan = gelaatstrekken
mukhia = baas , gezinshoofd, opzichter
mukka = stomp
mukka dewe / lagaawe / maare = stompen
mukut = kroon
muktie = bevrijding, verlossing
muktie dewe = bevrijden
mul = belangrijk
mui baat = hoofdzaak
mulaakaat = ontmoeting
mulkie-katahar = grote kastanje
muraawe = kaalscheren
murai = ramenas
muran = haarscheerritueel
murat / murtie = beeld, beeltenis, standbeeld
murcha = roest
murchaai = roesten
murchaai djaai / murchaail = verroest
murchhiella = kaalhoofdig
murda = dode, kadaver, lijk
murda-laai = mortuarium
murga = haan
murga ke bolie = hanegekraai
murga ke kes = hanekam
murgie = hen, hoen, kip
murgie ke bacha = kuiken
murgie ke darba = hoenderhok, kippenhok
murgie maare / djaba kare khaatien = slachtkip
murie = boomtop
mur(ie) = kop , hoofd
murie bhare = zaniken
murie ghumaawe = betoveren , in de war brengen, verwarren
mur(ie) hielaawe = knikken
murie mê dhaare / rahe = onthouden
murie mê rahe = idee
murie par chaharaawe = verwennen
murkaai djaai = verstuiken
murke = verstuiken, verzwikken
murukh = dom , stom , dwaas, slecht
murukh ke baat = onverstand
murwaarie = hoofdeinde
mus = muis
musaabiek = ongeveer
Musalmaan = Moslim
musar = stamper
muserhie = klamboe
musiebat = ellende , moeilijkheid , nood
muskiaai = glimlachen
muskiel = moeilijk , onmogelijk
mut = urine
mutaabiek = volgens
mute = plassen , urineren
muttha = greep , handvol, vuist
muttie bhar = handjevol
|