SARNAMI - NEDERLANDS
laabaar = bedrieger
laabh = ten goede, nuttig , winst
laade = beladen, laden, zadelen
laadj = eerbied
laage = aanraken
laai howe = te gronde gaan
laaik = geschikt, waard
laai / naas kare = verwoesten
laakh = honderdduizend
laai = rood
laal waala = rode
laaliech = begeerte, lust, wellust
laaliech kare = begeren
laalrie = robijn
laar = kwijl
laar gieraawe = kwijlen
laas = kwijt, zoek
laas kar dewe = verteuten
laas kare = kwijt raken, verliezen
laat = schop, trap
laat = gouverneur
laat maare = schoppen, trappen
laathie lat
laathie = knuppel
laatie = laat
laawa = popcorn, rijst
laawaang = kruidnagel
laawe = bengelen, brengen, halen
laawe / liaawe = afhalen
labara = links
labharaai = roken
lachaar = slome, sloom, trage, traag
lachak = buigzaamheid
lachhan = eigenschap
lade = geladen, gezadeld worden
lafaawe = ombuigen, rekken , uitrekken
lag djaai = treffen
lagaam = teugel, toom
lagaawe = aanbrengen, aanleggen, opmaken, smeren, wrijven
lagbhag = omstreeks, omtrent, ongeveer , circa
lage = aan , tegemoet, tegen, aantrekken , beginnen, kosten
lagga = stok
laggam = bit
lagwe = vlakbij
lahaas = lijk
lahaas djaraawe = cremeren
lahakaawe = bedreigen
lahal = geluk
lahal rahe = boffen
lahanga = rok
lahasnie = chrysopraas
lahu-luhaan = bebloed
lai = tehuis
laichalaawe = dragen
laichalwaawe = laten dragen
lakarie el, hout
lakarie biene = sprokkelen
lakarie ke = houten
lakhe = in de gaten houden
lakhede = verstoten
lakhete = wegjagen
lakhpatie = miljonair
lalchaawe = lokken
lalche = benijden
lalchhau = roodachtig
lalk(w)a = de rode
lamba = lang, rijzig
lambaai = lengte
lamba-chháura = uitgestrekt
lamchar = langwerpig
lampu = lamp
langai-luchai = weerzinwekkend , hoer
langar (a)(-lula) = invalide
langar(a)(-lula) = kreupel, mank
lantert = lantaren
lanthai = grap
lanthai kare = beschimpen , snotten
lanti = staat
lapar dewe = meppen
lapetal baar = knoet
lapete = inwikkelen, omhullen, omslaan , vouwen
lapkaawe = uitsteken , uitstrekken
lapke = uitstrekken
lapp se = bliksemsnel
lappar = klap , mep, oplawaai
laptaai = verdringen
laptawwa = klit
laptiaai = aanvallen
laraai = gevecht, krijg, oorlog
laraai kare = strijden, vechten
laraai (kare) waala = krijger
laraai (kare) waalan = leger
laraai ke gaarie = strijdwagen
laraai waala = soldaat, strijder
larakpan = kindertijd
lare = strijden , vechten
larka = jongen, kind, knaap
larkie = meisje
laslas = kleverig, plakkerig
laslasaai = kleven, plakken
lastaga = bemoeienis, relatie
lastiek = elastiek
latak djaai = knakken
latarie = rafel
latke = hangen, knakken, leunen
latkhauka = voetveeg
latta = klit
lattie = rank
lauke = eruit zien
laukie = poe
launda = jongen , knaap
laut = terug
laut aawe = terugkeren, terugkomen
lautaar dewe = teruggeven
lautaare = restitueren, teruggeven
laute = terugkeren , terugkomen
lautke aawe = wederkeren
ledjaai brengen , dragen , wegbrengen
legwaana = leguaan
lekha = verantwoording
lekha dewe / lewe = rekenschap afleggen, verantwoorden
lena-dena kare = lenen
lenden kare = handel drijven
leni kare = lenen
lenie kare = uitlenen
les = cursus, les
les jaad kare = studeren
lesie = lui
leskatta = luilak
leskattien = luilak
lesun = knoflook
letaawal = horizontaal
lete = liggen
letharaail = vuil
letiaawe = bij elkaar brengen
lewe = aanpakken, afnemen , nemen, ontnemen, oppakken
Lewie ke kul ke aadmie = leviet
liaawe = brengen , halen , meebrengen
liebier-liebier kare = aanzitten, zitten
liebliebaar = glibberig
liefaafa = envelop
lieje = voor
liekh = neet
liekhaai = handschrift, schrift
liekhal = geschreven
liekhal baat = geschrift, inscriptie, notitie
liekhal/liekkhe = schriftelijk
liekhe = beschrijven, opschrijven, optekenen, schrijven
liekhe waala = correspondent, schrijver
liekhwaawe = dikteren
liele = inslikken, slikken, verzwelgen
lieng = penis
lienga = oorbel
liepal ieta fundament, gemetselde steen
liepe = insmeren , metselen
lieptauna = klit
liepte = omarmen
liest = lijst
log(an) lieden
loha = ijzer, staal
loha ke = ijzeren
loha-langar = ijzerwaren
loha / chamra ke sóth = harnas
lohobaan = reukoffer, wierook
loi = deegbal
lolo kare = rollen
lomrie = vos
Loomsu = Rooms Katholiek
lorha = maalsteen
lota = beker , vaas
luchpan = onmatigheid
ludj-ludj = slap, soepel
lukaai = schuilen, verbergen, verstoppen
lukaai djaai = verschuilen
lukaaike bhaage = wegsluipen
lukaara = fakkel
lukaawal = verborgen, verscholen, verstopt
luka-chorie khele = verstoppertje spelen
luk(w)aawal chiedj = mysterie
lukwaawe = verbergen , verhelen, verstoppen
lul / lundj = verlamd
lundj = lam
lute = beroven , plunderen, roven
lut-maar = plundering
|