SARNAMI - NEDERLANDS
ka = wat
kaagadj = akte, certificaat, document, kaart, papier
kaagadj djaun par baat-chiet liekhal hai = testament
kaagadj-pattar = paperassen
kaahá = waarheen
kaahá (par) = waar
kaahá se = vanwaar
kaahaanie = geschiedenis, verhaal, vertelling
kaahe = persen
kaahe ke = vanwaar
kaahe khaatien / ke = waarom
kaahe se = omdat, want
kaahle / kaahóe = ergens
kaai = mos, schimmel
kaaka = oom
kaakie = tante
kaal = gisteren
kaana-kalóeta = gitzwart
kaam = arbeid, baan , bedrijf, beroep, daad, taak, werk
kaamchalaaw = bruikbaar
kaam kare = arbeiden, werken
kaam ke phal = gevolg
kaam mê laawe / lewe = toepassen
kaam mê lewe = gebruiken
(kaam mê) saamiel waala = collega
kaam rahe = nodig, te maken hebben met
kaam-djiewan = sexueel leven
kaamiaabie = hulpvaardige persoon
kaamiel = nuttig
kaam-kieria = religieuze dienst
kaan = oor
kaan bhare = inblazen
kaana = dove, eenoog
kaanie = eenoog
kaanun = wet
kaanun par / se = wettig
kaanun ture = wetteloos
kaanunie = wettig
kaape = beven, bibberen, rillen
kaaradj = ritueel
kaaran terwille , oorzaak, reden
kaaran kare = jammeren, kermen, weeklagen
kaaran (ke/se) = want
kaar-baar = beslommering, bezigheden, werkzaamheden
kaarkhaana = fabriek
kaarta = kaart
kaartus = patroon
kaarton waala kartonnen
kaasie = kaas
kaasie/kasi = kast
kaata = doorn, graat, stekel
kaata ke/waala djhaláásie = doornstruik
kaatal = geknipt
kaate = aansnijden, kappen, knippen, afsnijden, omzagen
kaathie = zadel
káách = glas
kab = wanneer
kab talak = hoelang
kabaddie = (kinderspelen)
kabar = graf , tombe
kabarstaan = begraafplaats
kabbe se = zolang
kabhie (kabhie) = ooit, soms
kabhie kabhie = zelden
kabhie / kabhu na = nimmer
kabhie / kabhu / kahio na = nooit
kabhierdaar = gevaarlijk
kabule = bekennen, rekenschap afleggen , toegeven
kabutar = duif
kabuttie = grind, kiezel(steen)
kachaai balen
kacha / kache = onrijp, rauw
kachare = vertrappen
kach-kach = gezeur
kachkachaai = ergeren , iriteren
kadjaana = schat
kahaake = persen
kahana = idee , devies, gedachte , mening , opinie
kahare = kreunen
kahare = jammeren , kermen
kahe = verhalen , vertellen
kahia = wanneer
kahú / kahïe na = nergens
kai = hoe
kaida se = heus
kaida (se) beleefd,
beschaafd, wellevend
kaida se = welwillend
kaida / prem (se) = vriendelijk
kai(go) = hoeveel
kai-kai = zovelen
kaima = kaaiman, krokodil
kaisan = wat
kaise = hoe
kait = kant , zijde
kait kar dewe/lewe = gevangen , arresteren
kaichie = schaar
kakahie / kakhai = haarkam, kam
kala = kunst
kalaai = email
kalaai waala = geëmailleerd
kalai = pols
kalam = pen
kalbalaai = jeuken, kriebelen
kalhia = gisteren
kalmehie = hoer
kalchhul = opscheplepel
kam se kam = bijkans , bijna tenminste
kamaai = gage , verdienste
kamaanie = balein
kamaarie = deur
kamaarie ke baarkie = bovenbalk
kamaasut = ijverig, vlijt
kamaasut ghat = noest
kamaasut se / ghat = volijverig
kamaawe = verdienen
kamal = lotus
kamdjor = zwak
kamkarta = bediende , dienaar , knecht , werkman, werknemer
kamkarta(n) = personeel
kamkartien = bediende , dienstmeisje
kammar = deken
kamra = kamer, vertrek
kamtie = karig , kort
kam(tie) = tekort
kamtie = minder
kam(tie) = weinig
kamtie = min
kamtie howe = afnemen, minderen , verminderen
kamtie kare = verlichten
kamwaawe = uitbuiten
kanda = koemestkoeken
kandaal = kanaal
kandha = schouder
kandra = kaars
kaneri = kaneel
kanghai = kam
kania = maagd
kania ghat = kuis
kan-kan = in elk onderdeel
kankha = kruin, top
kantra = zemelen
kanphor = oorverdovend
kanti = kant , oever, zijde
kantoro = kantoor
kantrak = kontrakt
kapaas = katoenvrucht
kapat / kapta kare = bedriegen , verlakken
kapphan = doodskleed, grafdoeken
kapra = kleed
kapra badale = verkleden, verschonen
kapra banaawe = weven
kapra niekaare = ontbloten, ontkleden
kapra niekaare/utaare = uitkleden
kapra niekarwaawe / utarwaawe = uitkleden
kapra pahiene = aankleden
kapra(-latta) = doek, kleding, kleren, stof , weefsel
kapja, kare = neppen
kapte = bedriegen , neppen
kaptie = achterbaks
kara = moeilijk , zwaar
kara hááth se = streng
kara kaam kare = sloven, zwoegen
karaai = moeite
karaai se = ernstig, ruw, gedwongen, heftig
karaai (se) = streng
karaai se kare = forceren
karaai se karwaawe = dwingen
karaai se lewe = afdwingen
karaar = besluit
karaar kare = overeenkomen
karaar / mamla / sallaah kare = besluiten
karamwa = dagoeblad
karan dewe = toestaan, toestemmen
karau = klomp
kardhan = fetisj
kardja = afbetaling, crediet, lening, schuld
kardja dewe = uitlenen
kardja dewe / lewe = lenen
kare = aanrichten, doen , getroosten
kare waala = dader
kare(-dhare) = verrichten
karedjie = lever
karemwa = (soort groente)
kater = onbuigzaam, stijf, stug, taai, hard
kater howal per ke dudh = gom, hars
karcha-paanie = levensonderhoud
karhaija = braadpan
karhaija = pan
karhiau = taille
karhiau = middel
karia = zwart
karia kare = zwartmaken
karia waala = zwarte
karia-bhudjang = pikzwart
karia-luwath = koolzwart
kariek(w)a = de zwarte
karkar = streng , bars
karkaraai = foeteren , mopperen
kar-karke rowe = jammeren , kermen
karkha = roet
kartab = gave
karte mê = heterdaad
karthien = heerlijkheid
karwat lewe = woelen
kasaai = ruw , slachter, slager, veehandelaar
kasaakas = stampvol
kasaaw = wrang
kasaba = cassave
kasam = eed
kasam khaai = zweren
kasam khawaawe = beëdigen
kasar = wraak
kasar lewe = wraaknemen, wreken
kasbien = hoer
kase = klemmen, vastklemmen, verkrachten
kasete = knellen
kaske = krachtig , stevig, hard
kaske pakare = omklemmen
kasrat kare = oefenen, trainen
kasur = blaam, schuld
kasur dewe = beschuldigen , betichten , veroordelen
kasur kare = schuldig maken
kasurdaar / kasurwaar = schuldige
kasurie maan = veroordelen
katahar = broodvrucht
kataunie = korting
kate = knippen , maaien , snijden , zagen
katha = ritueel
kathien = ernstig , erg
kathnie (ke phal) = oogst
katoor = platvloers, wreed , hard
katia = hengel
katia lagaawe = hengelen, vissen
katkaredjie = taai , moedig
katkaredjie / ketkaredjie = wreed
kat-kat = gehak
katkataai = klappertanden
katlies = houwer
katmiete = vereten
katnie ke tem = oogsttijd
katora = kom, schaal
katporwa specht
katrak = verbond
katwaawe = laten knippen, laten snijden
kaun = welk(e)
kaun tem se? = waarna
kaun chiedj = wat
kaun chiedj ke biese mê? = waarover
kaun chiedj mê? = waarin
kaun chiedj se? = waarmee
kauno = een of andere
kaun(o) = hoe
kauno na = geen, niets
kaur = hap
kaurie = grind , kiezel(steen)
kausies = inspanning, moeite
kausies kare = beproeven , inspannen , proberen, wagen
kauwa = kraai, raaf
kauwa-haknie = vogelverjaagster
ke = wie, aan, om, uit, van
ke djarurat rahe = behoeven
ke hia = naar
ke hia se = vandaan
(ke) hia / lage / paas = bij
ke kaaran = om
ke kaaran se = wegens
ke lage = naar
ke maare = vanwege
ke or se = vandaan
ke paas = naar
ke saath / sanghe = met
ken = suikerriet
kerki = kerk
kersi = kers
ketana = zoveel , hoeveel
ketana dien = hoelang ?
keti = keten, ketting, kolier, halsketting
kechuwa = darmparasiet, pier, worm, wurm
khaache = doorkrassen , doorstrepen, omlijnen
khaad = mest
khaafie = genoeg
khaai = eten , nuttigen, verslinden
khaai (lewe) = opeten
khaaik = eten, gerecht, spijs, voedsel
khaaik/khaana dewe = voeren
khaala = tante , zwamp
khaala / khaale = laagte, laagvlakte
khaala / nieche djagaha = vallei
khaala-óecha = drempel, eb en vloed
khaale = vallei
khaalie = ledig, leeg, slechts, alleen
khaalie apane ke sóche = egoïsme
khaalie apne ke sóche = zelfzuchtig
khaalie ek(go) = enkelvoud
khaana = eten , gerecht , spijs, voedsel
khaar = boos
khaara = brak, zilt
khaarie = gegriefd
khaas = speciaal
khaas kare = waarschuwen
khaatien = terwille, om , voor
khaat(ien) = om , ten behoeve van
khaatien = voor
khaawaawe = eten geven
khabar = bericht, mare, nieuws
khabar kare = inlichtingen vragen
khabardaar = pas op!
khabbu = vraatzuchtig, veelvraat
khabsurat / khubsurat = knap , mooi
khadere = verjagen , wegjagen
khadhraan = geschonden
khadjaana = bezit(ting), eigendom, spullen
khadjulie = uitslag
khadjuwaai = jeuken
khadjuwaawe = krabben
khahare = zuchten
khahrat = puffend en blazend
khahre = steunen
khakaurie = oksel
khakharaai = rammelen
khakhore = schaven, schrapen
khaliaar / khaliehaar paddieschuur
khaliaawe = legen
khamba = galg, mast, paal, pilaar
khamier = gist
khanghaare = afspoelen, spoelen, uitspoelen
khankhanaai = rinkelen
khara = overeind, rechtop, staande
khara howe = opstaan
khara karal = vertikaal
kharaab = gemeen, akelig, beroerd, laag , lelijk, slecht
kharaab bemarie = pest, ziekte
kharaabie kwaad , misdaad , slechtheid , vergrijp, wandaad
kharaai se = woedend
kharahie = korenhoop
kharbuddja = meloen
kharbote = krabben , krassen
khare = staan
khare mê = in z'n geheel
kharha haas
kharhie = hooiberg, schoof, stroberg
khariede = vergaren , verkrijgen
kharkharkha thuk = slijm
kharus = grof
kharwaai verontwaardigd
khasie = geitebok
khásie = bok
khaskhas = melig
khatam = eind
khatam kare = afmaken, beëindigen
khatarnaak = gevaarlijk
khatha = zuur
khatha piesaan = zuurdesem
khathaai djaai = verzuren
khathlus = zuurzoet
khath-mieth = zuurzoet
khachaakhach = eivol
khachiaawe = doorkrassen
khat-khat = geklop
khatkhataawe = tikken
khat-khataawe = aankloppen, kloppen
khattara = gevaar
khauhat = vraatzuchtige
khaulaawe = koken
khaule = koken , sudderen
khawaawe = spijzigen, voeden , voeren
khechuhie = schildpad
khel = spel
khelauna = speelgoed
khele = spelen, wagen
khel-khel mê = spelenderwijs
khel-kud = sport en spel
khelwaar = grap
khelwaar kare = plagen
khelwaar (se) = grappig, speels
khêrhie = nageboorte, placenta
khet = akker, veld
khet ke kaam = landbouw, tuinbouw
khetiar = agrariër, boer, landbouwer, tuinder
khewaija = roeier
khewe = pagaaien, roeien
khiaai = slijten
khiaal = aandacht , herinnering, mening
khiaal kare = herinneren , onthouden , aandacht
khiaawe = eten geven , voeden , voeren
khia-khia mê = in overvloed
khiella = spijker
khier = rijstebrei
khiera = komkommer
khierkie = raam , venster
khiessa = fabel, sprookje, verhaal
khode = graven, opgraven, scheppen
khode-khaade = wroeten
khodje = opsnorren, opzoeken, zoeken
khodjie kare = smeken
khodjie/chieraurie kare = verzoeken
khodj-khabar = attentie, navraag
khodj-khabar kare = navorsen
khod(-khodauwal) = gewroet
khod-khodke puchhe = ondervragen
khókhe = hoesten
khokhie = hoest
kholal = open
kholal hááth se = royaal
khole = aanzetten, losmaken, openen, opslaan
kholke = openbaar , openlijk
khóse = insteken , stoppen
khota = nest
khote = plukken
khotharie = kamer
khowe = verliezen
khub = enorm , erg, hevig
khub djare = laaien
khub háse = schateren
khub khaai = zwelgen
khub maare = afranselen, aftuigen
khub thiek se = grondig, terdege
khude-phaane = dartelen
khukhur-berwa = dikke armband
khulaasa = openhartig
khulal = geopend, open
khullam-khulla = openlijk
khun = bloed
khun niekare = bloeden
khunie = moordenaar
khunkhundie = boender , borstel
khurur-khurur = geritsel
khus khabar = blij nieuws, evangelie
khusiaalie = blijdschap, plezier, pret, vreugde
khusiaalie kare = verrassen
khusiaalie manaawe = jubelen, juichen
khusiaalie manaawe / kare = amuseren
khusiaalie se = blij, opgewekt, verblijd
khusiaalie (se) = verheugd
khusiaalie se = geamuseerd, opgeruimd, vrolijk
khusie = blij , verheugd
khusie ke dien = feestdag
khusie manaawe / rahe = verheugen
khusnasieb = gelukkige
khuta = paal
khuthie = boomstronk , stronk
khut-khusjie = zelfmoord
khutkhutaawe = tikken
khutkhutaawe = aankloppen
khutkkhutaawe = kloppen
khuwa = put
khuwaahies = verlangen
kie = dat, zodat
kie (to) = of
kiechkiechaaike = krampachtig
kiedhar = waarheen
kiellie = grendel
kiematala = tovervoorwerp
kiemmat = koopprijs , kosten , prijs, waarde
kiemmat (waala) = voedzaam
kiemmatdaar = waardevol
kiemtie = kostbaar , waardevol
kienaare = kant, kust, oever , rand
(kienal waala) gulaam = slaaf
kiene = afnemen , inkopen, kopen
kiene beche = handel drijven
kiene bêche = verhandelen
kiene ke kantrak = koopakte
kiene waala = koper
kierpa = geweld , kracht
kierpa kare = smeken
kierwa = darmparasiet , made, rups, worm
kiesaan = landbouwer
kiesiem = manier , soort, wijze
kieskiellie grietjebie
kiesmat = lot
kiesmat waala = gelukkige
klep = wasknijper
kobba = kom , schaal
kochiaawe pesten, sarren , treiteren
kóchnie = vork
kófiaarie = kermis
kohabar = bruidsvertrek
kohóra = pampoen
koi = iemand
koi ke biech mê bole = bemoeien
koi ke darie / djagaha par djaai / kuchh kare = vertegenwoordigen
koi ke gor giere = knieval
koi ke háse = uitlachen
koi na = niemand
koi se ulta kare / sóche = rebelleren
koila = houtskool
kokuwa / kokwa = witte eend
kolhu = suikerrietpers
kom = partij
komalaai = verleppen, verwelken
kona = hoek
konkoni = konijn
kopro = koper
koraan = koran
koraanti = krant
korban = offer
korfaana = klapnet
korhia ke bemaarie = lepra, melaatsheid
korhie = melaatse
koro = kool
kos = woordenschat
kot-kachahrie = gerecht , gerechtshof
kraabu = krab
kraka lagaawe = ondersteunen, schragen
kuche = kauwen
kuchh = enkele , sommige(n), enige
kuchh dien ke baad = daarna , laatst
kuchh dien (ke) baad = later
kuchh dien ke/thora dien baad = onlangs
kuchh na = niets , nihil
kuchh na kare = stilzitten
kuchh na khaatien = tevergeefs
kuchh na (khaatien) = niemendal
kuchh paanie = straal
kuchh tem = poos, termijn
kuchh tem khaatien = tijdelijk, voorlopig
kuchh thama dewe = omkopen
(kuchh) chhietaraawe = knoeien
kuchh(-kuchh) = iets, ietwat
kuchraai djaai = knellen
kudaar = hak
kudakka = sprong
kudaraai dartelen
kude = opspringen, springen
kudjaat maane = negeren
kud-kudawal = gespring
kui-kui = gejank
kuku = koek, snoep, taart
kukuhie = kwie kwie
kukru = keuken
kul = familiegroep, groep , volksstam
kulaaba = hengsel , scharnier
kulha = heup
kulhaara bijl
kulie = lastdrager
kulla kare = gorgelen
kumaar = jongeheer, vrijgezel
kumaarie = jongedame, juffrouw, mejuffrouw
kund = vuurtest
kundu = buil
kupchhaap = cafetaria, restaurant
kurbaar = koevoet
kulha = hoop , schelf, stapel
kurchaai = schrammen
kurchunie = rest , schraapsel
kuriaawe = ophopen, opstapelen
kurjaara = kano, korjaal
kur-kur = knapperig
kursie stoel, zetel
kurta = mantel
kusbaantie = kouseband
kustie kare / khele / lare = worstelen
kustie lare waala = worstelaar
kustie ustaat = worstelaar
kutaunie piesaunie kare = voorbereiden
kute = stampen
kutkie = mug , muskiet
(kutum-)palwaar = familie
kutta = hond, reu
kuttie = hond , teef
kwaabu = bof
kwart = kwart
kwasie = kwast
kwaare = ongehuwd, ongetrouwd
|