SARNAMI - NEDERLANDS
há = ja
haafe = hijgen
haahie = geldschraper, gierigaard
haai = wee!
haaka = haak
haal(at) = conditie, omstandigheden,
situatie
haalat = staat
haal(at) = toestand
haalie (haalie) = dadelijk
haalie haalie = haastig, snel
haalie haalie kare = haasten
haalie (se) = gezwind, schielijk
haalie se = rad
haalie (se) = snel
haalie se djaai = opschieten
haalie(-haalie) (se) = gauw
haalie / haldie (se) = vlug
haamesa = eeuwig
haamie bhare / kare = beamen
haanie = catastrofe, nadeel, ramp,
schade, verlies
haanie howe = benadelen
haanie kare = schaden
haanie na bhail = onbeschadigd
haanie / laai / naas kare = vernietigen
haanu = handvat , hengsel
haar = nederlaag
haar gail = verslagen
haare = afleggen , opgeven, verliezen
haar-haar = dadelijk
hááth = arm, hand, medelijden
(hááth) dekhaawe = wijzen
hááth dekhe = handlijn lezen, waarzeggen
hááth dewe = assisteren, bijstaan
hááth dewe / lagaawe = helpen
hááth djhatkaare = gesticuleren
hááth djore = smeken
hááth lage = deernis hebben
hááth lapkaawe = bestelen , reiken, stelen, wegnemen
hááth mę howe / dewal djaai = in handen vallen, terechtkomen
hááth uthaawe/hielaawe = groeten, wuiven, zwaaien
haathe se = bemiddeling
hááthie = olifant
hááthie ke daat = ivoor
habar habar = snel
habara = tegenover, voorbij, overheen, overkant , overzijde
habara kaate = overvaren, voorbijgaan
habara kaate / howe = oversteken, passeren
habar-habar = gezwind , direkt , haastig
haddie = been, bot, gebeente, geraamte, karkas, kluif
hadjaar = duizend
hagge = defaeceren, poepen
hahakaare = toestemmen
hai = is ( ook: zo is het, ja )
hairaan = wanhopig
hairaan kare = iriteren
hak = erfdeel, erfenis, erfrecht, recht
hak paawe = beërven, erven
hakaawe = opjagen
hakdaar = erfgenaam
hakiekat = besnijdenis
hakiekat kare = besnijden
hal = geheim
halaawe = schudden
halbalie / harbarie = haast
halbalie / harbarie mę = haastig
halchal = ophef
halchal mach = deining , opschudding, opwinding
haldie (se) = gezwind , gauw
haldie se djaai = spoeden
haldie se gussaai djaai = driftig
halfa = golf
halieje (Se) = binnenkort, spoedig, vlug
halkaanie = nadeel , rampspoed
halla = herrie, kabaal, lawaai, rumoer
halla kare = kwetteren
halla karke = luiddruchtig
halla / halchal machaawe = verstoren
halluk = licht
halluk kare = verlichten
ham = ik
ham Ratan baatie = zijn
hamaar / hamare = mijn
hamahie = ik
hamahu = ik
hamare djaan mę = dunken
hamesa = altijd
hamla = aanval
hamlog(an) = wij
hamlogke = ons
hamlogse = met/tot ons
hammare = mij
hamme / hamke = mij
hamse = met/tot mij, mij
hans = zwaan
Hansu = Meerzorg
hapkaatie = advokaat
hapta = week
har = ploeg
(har) djote = beploegen, omploegen, ploegen
har (ek) = elk(e), ieder(e)
har ek manai = hoofdelijk
har ek rakam = allerlei , divers
har hapta = wekelijks
haraam = onrein
harap lewe = in bezit nemen, toeëigenen
harbaraawe = opjutten
hardam = aanhoudend , chronisch, steeds, telkens, vaak
hardam auro howe = culmineren
hardam ke lieje = voorgoed
hardam (ke lieje/khaatien) = permanent
hardam (se) = gedurig
hardam se / khaatien = immer
hardam(e) = altijd
harhaarie = hark
harharaai / hanhanaai = zoemen
haria = pan , pot
hartaai = groenen
hartar = groen
hariark(w)a = de groene
hariarchhau = groenachtig
harmunia = harmonium
harna = hert, ree
harpe = bedriegen
hartaal = deining , opstootje, rel
hartuch = discussie
háse = lachen
hásie = gelach, lachen
hásie lagaawe = aan het lachen maken
hásie lagwaawe = geestig
hásmuk = humor
hásmukh = goedlachs
hasolie = halsband
haswa = sikkel, zeis
hataawe = opschuiven , uitstellen, verplaatsen , wegnemen
hate = opschuiven, verplaatsen
háte = treden
hatharie = boei
hatharie pahienaawe = boeien
hathaurie = hamer
hathiaar = fors , gereedschap, wapen, werktuig
hatia = moord
hatiaar = moordenaar
hatiaachaar = moordenaar
háuke = wuiven
hausiela = animo , enthousiastme, genoegen
hausiela se = enthousiast, uitbundig, vurig
hauwa = wind
hauwa djahaadj = vliegtuig
hauwa es baat kare = opvliegend, driftig
hauwa ke kapra = zeil
hauwa ke kapra waala bot = zeilboot
hauwa chale / bahe = waaien
hawaale = in handen geven, overleveren
helfi = hulp
helfi kare = helpen
helfie kare = bijstaan
heraai djaai = verdwalen
heraai log = verdwaalden, verlorenen
heraail = verdwaald, verloren
hía = hier
hía húwa = verstrooid
hía se = heen, vanhier
hía talak = zover
hiau = durf, moed, vrijmoedigheid
hiau kare = durven
hiaugar = held
hieche = hijsen
hiehiaawe = hinneken
hiekaare / hukaare bhare / kare = beamen , bevestigen
hiekaare / hukaare ·na· bhare/kare = oneens zijn (met)
hielaawe = bewegen , wrikken, zwaaien
hielak-dielak = hartelijk
hielak-dielak/mielat = vriendelijk
hielak-mielat = hartelijk
hiele = bewegen schudden, wankelen , zwaaien
hiele-dole = bewegen
hielke / turke choraawe = inbreken
hiella = gave
hiemmat = durf , moed
hiemmat dewe = aanmoedigen, bemoedigen
hiemmat haare = moedeloos, ontmoedigd raken, verslappen
hiemmat na pare = schromen
hiemmat pakare = volharden
hiemmat se = dapper, ferm, moedig
hiemmat / tieha dewe = opbeuren
hiera-motie = edelgesteente
hiera(-motie) = juweel
hierdai = geweten
hiesaab (se) = gematigd
hiesaab se = bedachtzaam, beheerst, omzichtig
hiesaab-kietaab = boekhouding
hiesop = hysop
hiessa = deel , gedeelte
híeche = trekken
hiecha = verlangen, wens
hoi sake hai = waarschijnlijk
hoi-na-hoi = misschien
hol = gat, gleuf, opening, spleet
hol banaawe = uithollen
Holáándar = Hollander, Nederlander
Holáándarien = Hollandse, Nederlandse
Holáás = Hollands, Nederlands
hone waala = komende
hone waala patie/patnie = verloofde
hore = omslaan
hos (mę) howe = bijkomen
hos-hawaas = bewustzijn
howaija = komende
howe = gebeuren, geschieden, worden
huchke = hikken
huchkie = hik
hudjat = onenigheid
hudjat kare = oneens zijn (met) , protesteren
hukka-paanie = omgang
huku = bocht, hoek
hukum = bevel, gebod, gezag , opdracht, toestemming
hukum chalaawe = heersen
hukum chalaawe waala = bevelhebber
hukum dewe = bevelen, gebieden, opdragen, toestemmen
hukum / raadj chalaawe = regeren
hukum rahe / paawe = mogen
hukum se = gezaghebbend, krachtens
humkaarie bhare = lastig vallen
hurdhum uthaawe = rebelleren
hurdum uthaawe = protesteren
hure = duwen
hurke = brullen
husiaar = slim
husiaar / usiaar = behoedzaam
húwa = daar
húwa ke manai = omstander
húwa se = vandaar
|