SARNAMI - NEDERLANDS
baate-baat = terloops
baat-chiet = afspraak; debat; gesprek; overleg
baat-chiet kare = afspreken ; bespreken; overleggen
bááwá = linker
bááwá kait / or = links
baawan = tweeënvijftig
baawe = openen
babaal = naar; moeilijkheid
babhaai dewe = branden ; pijn doen
bach djaai = ontkomen, overleven
bachaaike = omzichtig, voorzichtig
bachaaike rahe = oppassen, uitkijken
bachaaike rahiehe! = - pas op!
bachaaw = kabeljauw
bachaawe = beschermen , bevrijden, bewaren , redden, sparen
bachaawe waala = bewaarder, bewaker, redder
bachal = over , rest
bache = achterblijven, ontkomen , overblijven, resteren
badvim = amandel
badala = tegenovergesteld
badale = afwisselen; ruilen; veranderen
badarie = wolken
badarie aawe = bewolken
badarie na hai = onbewolkt
badaulat = dankzij
badhaam kare = beschuldigen
badjaar = markt; verkoop
badjaat = stout; ondeugend; slecht
badjaatie = misdaad; ondeugd
badjaawe = aanzetten ; bespelen; luiden
badje = klinken; uur
badjhaawe = bevestigen ; vastmaken
badjhe = vastraken
badmaas = stout ; ondeugend ; slecht
badmaasie = misdaad
badnaam = laster
badnaam kare = lasteren
bagaicha = tuin
bagal = aangrenzend; belendend; zijde
bagal bagal = parallel
bagal rahe = grenzen
bagghie = koets; rijtuig
bahaana = bedrog
bahaana kare = verontschuldigen
bahaane = snoeren
bahaar = buiten
bahaare = vegen
bahakaawe = misleiden, verleiden
bahanoi = zwager
bahare / bahiere = buiten
bahatta / bahieta = stromend
bahattar = tweeënzeventig
bahe = stromen, vloeien
bahien = zuster
bahien-bahien = zusterpaar
bahiene = neef , nicht , zusterskind
bahier = doof
bahumatie = veelzinnigheid
bahut = enorm, volop, graag, hevig, teveel, zeer, veel
bahut acha = uitstekend
(bahut) acha / barhïa = keurig
bahut acha / barhia / biesaail = schitterend
bahut barka = kolossaal
(bahut) barka sahar = metropool
bahut dher = talloos
bahut gussa = woest
bahut kamtie (dáái) = zelden
bahut kamtie / chhota = minimaal
bahut khafa mê = woedend
bahut khusie (se) = dolblij
bahut maange = popelen
bahut se = overvloedig
bahut chaahe = verzot zijn
bahut / bara gussaai = razen
baiganieran = paars
baikaat = kwaad
baikaat / buraai / kharaabie kare = kwaad doen
baimaan / beimaan = bedrieglijk, oneerlijk
baimaanie kare = afzetten , verlakken
baimaanie / beimaanie kare = bedriegen, oplichten
baipaarie = handelaar, verkoper
bair = koelie droifie
baisgiel / baisiekiel = fiets
baisgiel / baisiekiel chalaawe = fietsen
baithaawe = aanstellen, doen, zitten, zetten
baithal = gezeten
baithe = zitten
baithe baithe sute = knikkebollen
bajaalies = tweeënveertig
bajaana = voorschot
bakara = blanke
bakarie = geit
bakarme = blanke
bakbakaai = raaskallen
bakhaar = opslagplaats, pakhuis, schuur, veem
bakie = doch, echter , maar
bakula = sabakoe
bakwa = bakove
bakwaad / bakwaas = onzin , waanzin
bakwaad / bakwaas = nonsens
balaai = afval , rommel , vuilnis
balat daar kare = ontmaagden
baliedaan = offer
baliedaan ke nauta = offerfeest
baliedaan ke tafra = altaar, offeraltaar
baliedaan / daan / pudja kare = offeren
balsaan = balsem
baltie = emmer
balwaan = sterk
banaawal = gemaakt, heel
banaawal daat = kunstgebit
(banaawal) ieta = tichel
banaawe = bakken , bouwen, creëren, maken, vormen
banaawe Waala = Schepper
banaawe waala = maker
ban-arui = groente soort
banautie = gekunsteld, gemaakt
banbaas = verbanning
band = afgesloten, dicht, gesloten
band djaai = dichtgaan
band kare = afsluiten, afzetten, dichtmaken, sluiten, versperren
bandar = aap
bandhan = band , bondgenootschap, verbond
bandobas = regeling
banduk = geweer
bane = ontstaan, worden
bantie = band
banchar = barbaar, onbeschaafd mens, wilde
bara = enorm , vervaarlijk, erg , intens , zeer , veel
baraabar kare = effenen, nivelleren
baraabar / barobar = evenveel, gelijk, even
baraabarie = gelijke
baraai / barhaai = glorie, grootheid
baraat = bruidsstoet
baraawe = aanmaken
baraf = ijs
baraf / ijs howe = bevriezen
baraija = bij, wesp
baraunie = oogharen
barbaad = verdorven
barbaad djaai te gronde = gaan
barbaad kare = schenden, te gronde richten, tenietdoen, vernielen
barbaadie = verderf, verwoesting
barbaraai = mopperen
bare = branden , vlammen
barhaawe = vergroten, vermeerderen , verruimen
barhante = toenemen
barhantie = groei, vooruitgang
barhe = aangroeien, groeien, vergroten , toename
barhia = aangenaam , begeerlijk , mooi, prettig
batore = inzamelen, rapen, sparen, vergaren, verzamelen
battie = lampepit
batties = tweeëndertig
bacha dewe = jongen, kalven
bachie = meisje
bauna = dwerg
baura = liaan
bauchhaar maare = inregenen
bebaat ke baat = onzin
bebiehautie = buitenvrouw; maitresse
bebieswaasie = ongelovige
bebiechaar = onbedachtzaam
Bedaki = Kerstmis
bedam = krachteloos
bedar = vastberaden
bedar (se) = onbeducht; onbevreesd
bedhan = onbescheiden
bedhiaan = verwezen
bedie = bed; ledikant
bedjaanke = ongewild
bedjatie = belediging
bedjatie kare = krenken
begam = onverschillig; zorgeloos
begam rahe = aantrekken
begam (se) = roekeloos
begar = zonder
behetar = beter
behiesaab (se) = roekeloos
behiessaab = onbeheerst
behudda = losbandig
behos = bewusteloos; zwijm
behos howe = bezwijmen
behos / flauw howe = flauwvallen
bejaasie = tweeëntachtig
bekaamiel = nutteloos; waardeloos; zinloos
bekaanun = bandeloos; wetteloos
bekaar = waardeloos ; zinloos
bekaida = onbeleefd
bekasur = onschuldig; rechtvaardig
bekasurie = onschuldige
bel kare / sunaawe = bellen
bele = uitrollen
belmunda = kaalkop
belna = deegroller
belna ghat = besluiteloos, onbestendig
belna ghat rahe = weifelen
belphut = broodvrucht
bemaar = ziek
bemaarie = kwaal , ziekte
beman = tegenzin
bemaria = patient, zieke
bena = waaier
ber = olijf
ber ber = voortdurend
bera = tijdens
berpen = graf, tombe
berwa = armband
besahaara = weerloos
besahur = onbeleefd , onbeschoft, zedeloos
besahur (se) = onbehoorlijk, onhebbelijk
besahur se = grof
besan = erwtenmeel, gemalen oerdie
besaram = onfatsoenlijk, schaamteloos, onzedelijk
besia = overspelig, zedeloos , onzedelijk
besie-se-besie = allermeest
be(sóch) phiekier = zorgeloos , onbezonnen
besóch phiekier (se) = onberaden
besóch(-phiekier) = onbezorgd
be(sóch)-(phiekier) = onnadenkend
bestar = liever
besóch (phiekier) = achteloos
beta / betwa = zoon
betie = dochter
béchaai = verkocht worden
bechaarie / -a = stakker, zielepoot
bêche = verkopen
bewaaries = geheel
bewaaries chhore rahe = veronachtzamen, verwaarlozen
bhaabie = schoonzuster
bhaadje = zwaaien
bhaadjie = bladgroente, groente
bhaag = deel, gedeelte, onderdeel, stuk, vlucht
bhaag djaai = ontvluchten
bhaag lewe = deelnemen
bhaag mê kare = indelen, verdelen
bhaage = ontvluchten , uitwijken, vluchten
bhaai = broer
bhaai log = gebroeders
bhaai / bahien ke beta = neef
bhaai / bahien ke bietia = nicht
bháái-bháái = griezelig, eng
bhaala = goed
bhaalu = beer
bhaara = huishuur, huur
bhaara kare = huren, verhuren
Bhaarat = India
bhaare = huren
bhaarie = groot , uitgestrekt
bhaasa = taal
bhaasjan = oratie, preek, redevoering
bhaat = rijst
bhaat niekaare = opdoen
bhaat pakaawe = opzetten
bhaata = boulanger
bhaawar = eromheen, omheen, rond
bhabbhaar = bombastisch
bhabhaar = protserig
bhabhasaai = instorten
bhadar-bhadar = trommelend
bhad(-bhad) = gebonk, gedreun
bhadke = zweven
bhagaawe = ontvoeren, verjagen
bhageru = vluchteling
Bhagwaan = God
bhai = angst
bhaija = broer
bhail = gebeurd, geworden, werd
bháis = buffel
bhaisa = waterbuffel
bhajaanak = angstwekkend
bhaktie = vroom
bhalaai = barmhartigheid, goedheid , gunst, weldaad
bhalaai = kare barmhartig, begunstigen
bhale = gelukkig, goed
bhanbhanaai / bhunbhunaai = mopperen , vitten
bhanbhanaawe = foeteren
bhandaarie = kok
bhar = heel , vol, compleet, gevuld, volslagen
bhar djaai = vollopen
bhar sabha mé = openbaar
bharaita = huurder
bharal = vol , gevuld
bharal = rahe wemelen
bharan = gebons
bhararaai = neerdonderen
bharbharaawe = bonzen
bhare = besteden, betalen, voldoen, vullen
bharkaawe = ontmoedigen
bharmaawe = afleiden, beïnvloeden, misleiden
bharosa = trouw
bharosa kare = vertrouwen
bharosaadaar = betrouwbaar
bharpur = verzadigd
bharwaawe = innen; laten betalen
bhasak = uitgerafeld
bhasak djaai = rafelen
bhasbhas = mul
bhataar = echtgenoot
bhatak djaai = afdwalen; dwalen
bhatiedj = neef
bhatiedjien = nicht
bhatke = afdwalen; dwalen
bhatwaas = soja
bhaudjie = schoonzuster
bháura = hommel
bhed = nieuws; verschil
bhedjal waala = gezondene
bhedjne = zender
bhêra = ram; schaap
bhêra ke bacha = lam
bhêriaail = schaapachtig
bhêrie = ooi
bhêrie = schaap
bhet kare = ontmoeten; tegenkomen
bhet lewe = spioneren; verkennen
bhetaai = aantreffen; ontmoeten ; tegenkomen
bhêwe = natmaken
bhie = bovendien; eveneens; ook
bhiedjaai = natmaken
bhiedjaawe = bevochtigen
bhiedjal = nat; vochtig
bhiedjal kare = bevochtigen
bhiekh = aalmoes
bhiekhaarie = bedelaar
bhiekhmaange = bedelen
bhiekhmanga = bedelaar
bhiendie = oker
bhienga = azijn
bhier = bedrijvig, bezig , druk
bhier-bhaar / bharakka = drukte
bhiere = bezig zijn, druk hebben
bhiettar = binnen
bhiettar des = binnenland
bhiettar (ke) = inwendig
bhiettar lewe = binnenhalen, binnenlaten
(bhiettar) lewe = innemen
bhiettar lewe = verwelkomen
bhodjan = dis, maal, maaltijd
bhodjan kare = dineren, eten
bhoge = boeten
bhokaai = spietsen
bhóke = steken
bhola-bhaala = argeloos
bhothar = bot
bhudje = poffen, roosteren
bhuidol / bhundol = aardbeving
bhúija = grond, vloer
bhukare = gisten
bhukariaai = beschimmelen
bhuke / bhoke = blaffen
bhukh = honger
bhukh lage = hongeren
bhukha rahe = vasten
bhukhaail = hongerig
bhukuriaai djaai = gisten
bhul = vergissing
bhulaai = vergeten
bhul / galtie banaawe = vergissen
bhul-chuk = tekortkoming
bhulwaawe = verwarren
bhunga / bhungie = vliegje
bhurbhurwa = insectensoort
bhusie = kaf
bhut(-paret) = boze geest, demon, spook
bhuchar = onwijs
bhuchar = dom, stom, suf, sufferd
bia = pit , zaad
bia chhiete / chhore = zaaien
biaadj = rente
biaah = echt, echtverbintenis, huwelijk
biaah kaate = echtscheiden
biaah kare = trouwen
biaah karwaawe = uithuwelijken
biaah kat gail = gescheiden
biaah ke nauta = bruiloft
biaah / saadie kare = huwen
biaai = jongen krijgen, werpen
biebie = echtgenote
biech mê = midden(in), tussen
biech mê kude = storen
biech mê se = tussenuit
biecha = omgeving
biechaar = gedachte, overweging, plan
biechaar = kare bedenken , discussiëren, overwegen
biechaare = bedenken, discussiëren , overwegen
biecharaawe = vermijden
bieche se = doormidden
bieche se kare / kaate = halveren
bieche(-bieche) = in het midden
bieche-bieche = midden(in)
biechhaawe = opmaken , spreiden, uitspreiden
biechhar djaai = vervreemden
biechhat = bedekt
biechhauna = kleed, laken, sprei
biechhe = bedekken
biechlaawe = glijden, uitglijden
biedaai = afscheid
biedaai kare / lewe = uitgeleide doen
biedjalie = bliksem, weerlicht
biedjalie-battie = electrische lamp
biedwaan = wijs
biedwaan (aadmie) = wijze
biefe = donderdag
biegar = corrupt, kapot
biegare = bederven, kapot gaan
biege = gooien, keilen, kwakken, weggooien , werpen
biehaan = morgen
biehaan atar / parsó = overmorgen
biehaan ke biehaan = overmorgen
biehauta = echtgenoot
biehautie = echtgenote
bieka = verkoop
biekaai = te koop zijn, verkocht worden
biekaail = verkocht
biekh = gif , vergif
biekh bole = grieven
biel = hol
bielaai djaai = te gronde gaan
bielaar = kat, kater
bielaarie = kat , poes
bielaawe / bielwaai dewe / bielwaawe = ruïneren
bielam = laat
bielta = kat , kater
bieltie = kat , poes
bielwaai dewe / kare = verwoesten
bielwaawe = verwoesten
biena = behalve , (voorvoegsel) zonder
biena baadar = wolkeloos
biena = daag vlekkeloos
biena daaja se = meedogenloos
biena djaane = onbewust
biena ghar ke = onbehuisd
biena hiesaab (se) = doldriest
biena hiesaab se = driest
biena kapra = bloot , naakt
biena naam se = anoniem
biena prem (se) = harteloos, onaardig
biena saktie = machteloos
biena saktie / taagat = futloos
biena saram se = vrijmoedig
biena sawaadj = flauw
biena sute = slapeloos
bienai = verzoek
bienai kare = smeken
bienai / bientie = kare verzoeken
biene = oplezen , oprapen, uitlezen, uitzoeken
bientie = bede, gebed
bientie kare = bidden, smeken
bienwaawe = borduren
bier = held
bieraawe = nadoen , vermijden
bies = twintig
biesaai = over
biesaal = geweldig, magnifiek, prachtig
biesahie = hartig
biese mé = betreffende
bieses karke = in 't bijzonder, bij uitstek, vooral
bieskut = beschuit
biessaahien = vleeshoudend voedsel
biestar = slaapmat
bieswaas = geloof
bieswaas kare = geloven
bieswaasie = gelovige
biet = voorbij
bieta = bitter
bietal = verleden, vorige, jongstleden
bietal raat ke = vannacht
biete = aflopen , ondervinden, voorbijgaan
bietia = dochter
biechie = schorpioen
blaaw = blauw
blaawkwa = de blauwe
bodjha = juk
bodjh(a) = last, vracht
bokhaar = koorts
bokla = schil
bolaawal = geroepen
bolaawe = nodigen , noemen, roepen, uitnodigen, ontbieden
bolan / bolie = spraak
bol-baanie = gezag
bole = beweren, kraaien, opmerken , uiten , uitspreken, zeggen
bolie = gekraai
bolkaare = begroeten, groeten
bol-chaal = sociaal kontakt
bonki = boon
bore = dopen, indompelen, onderdompelen
bosi = kus, zoen
bosi kare = kussen
bosro = borstel
bot = boot, roeiboot
botal = fles
botie-botie = in brokjes
botro = boter
bowe = beplanten, stekken, telen, verbouwen
bret = boterham, brood
bret banaawe waala = bakker
buba = schil
bubu = zuster
buddha = oud
buddhie = hersens, intelligentie, rede, verstand
buddhie = oud
buddhiehie = verstandeloos
buddhiemaan = wijze
buddhu = domoor
buddja = schuim
buddjaai = borrelen, opborrelen
budh = woensdag
budhaai = voelen
budj-budjaai = borrelen , opborrelen
budjha = gedachte , idee
budjhaawe = dunken
budjhaunie = raadsel
budjhe = doven
budjiaai = fermenteren
bukrie = schimmel
bul = stier
bulbulaai = borrelen
bul-hulaai = opborrelen
Bulmaan = Boeroe
buniaat = beding, voorbeding, voorbehoud, voorwaarde
buniaawe = druppelen
bun(ie) = drop, druppel
bunie pare = druppelen
bur = vagina
buraai = kwaad
bure = druipen, onderlopen, overstromen
burhaai = oud
burhaapa = ouderdom
burhia = oud
burh-purania = voorouders
burhwa = oud
burhwa burhia = oud
burhwa burhia howe = verouderen
burhwa djawaan = oud
burhwa-burhia = bejaarden
butaail = geblust
butaawe = uitdoen, uitdraaien, uitmaken, uitschakelen
bute = uitdoven , uitgaan
|