Jodensavanna .
De terugval.
Dat Joden Savanne geen blijvende vestiging voor de Joden in ons land zou blijven had niemand in de hoogtij-dagen kunnen vermoeden. Tijdens de inval van de franse admiraal Cassard in 1712, die als alternatief voor plundering van de plantages een enorme brandschatting eiste, waren het vooral de welgestelde Joden die een belangrijk deel hiervan moesten opbrengen. Enorme hoeveelheden suiker, baar geld, gehele suikermolens en vele slaven vormden de buit waarmede deze kaper verdween. De totale ontreddering die hiervan het gevolg was, is men nooit helemaal te boven gekomen. Het bankroet van het Amsterdamse Handelshuis Dietz in 1773 kan mede als één van de oorzaken van de achteruitgang van de Joden in Suriname worden beschouwd. Ook de waardevermindering van het rietsuiker door de ingebruikneming van de bietwortelsuiker speelde een belangrijke rol.
Grafsteen op graf nummer 317
Met de opkomst van Paramaribo trokken tal van bewoners van Joden Savanne weg om zich in de nieuwe hoofdstad te gaan vestigen. Eerst verlieten de beter gesitueerden Joden Savanne om in Paramaribo een renteniersbestaan te gaan leiden. Enkele gingen in de hoofdstad handel drijven. De oorzaak van het wegtrekken zal waarschijnlijk de geïsoleerde positie van Joden Savanne geweest zijn. Na verloop van tijd leefden er te Joden Savanne dan ook niet meer dan een 20-tal, meest arme, gezinnen die in hun bestaan hoofdzakelijk voorzagen door handel te drijven met de officieren en manschappen die het Cordonpad bezetten. Vele huizen waren onbewoond en vervielen door gebrek aan onderhoud. Alleen op hun feestdagen keerden de Joden uit Paramaribo in grote getale naar Joden
Savanne terug. Vooral door de ouderen had Joden Savanne een aantrekkingskracht, al lag die alleen al in de gewijde grond waar de voorouders begraven lagen. Niet voor niets noemde men dit dorp 'Jeruzalem aan de rivier'. Hoewel dus
het plaatsje Joden Savanne meer en meer in verval raakte, werd de synagoge, die toen al zo'n eeuw oud was, toch regelmatig onderhouden.
Zo zijn er vrij uitvoerige documenten uit de jaren 1824 en 1825 waarin sprake is van omvangrijke dakherstellingen terwijl er in de, aan de westzijde gelegen gevel, een paar nieuwe ramen moesten worden aangebracht. Ook aan het interieur werd toen aandacht besteed getuige de opdracht tot het maken van een nieuwe `Boek Mozeskast' en een regentenbank.
Kaart van de begraafplaats gemaakt door ene Sprey in maart 1946, met tekeningen van enkele van de bijzonder mooie marmeren grafstenen en waar die te vinden zijn.
|