|
| |
| SURINAME AFDELINGEN - Bevolking - - Javanen
terug
IMMIGRATIEPERIODE.
Het duurde bijna 70 dagen voordat de eerste 94 javaanse contractarbeiders in Suriname aankwamen. Op 21 mei 1890 vertrokken ze vanuit Batavia, het huidige Jakarta en via Nederland naar Suriname. En op 9 augustsus 1890 kwam de groep in Suriname aan.
De eerste groep bestond uit 62 mannen en 32 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de mannen en vrouwen was respectievelijk 25,3 en 22,2 jaar en hadden een vijfjarig contract.
Deze eerste groep werd te werk gesteld op de suikerplantage Mariënburg, eigendom van de Nederlandse Handel Maatschappij.
Tussen 1890 en 1939 kwamen ruim 33.000 javaanse contractarbeiders naar Suriname. Zij moesten op ruim 27 plantages werken. 8000 arbeiders zijn na afloop van hun contract terug gekeerd naar Indonesië. De overige 25.000 zijn al dan niet noodgedwongen in Suriname gebleven. 9 augustus is een dag waarop de Javaanse voorouders worden herdacht voor hun sterke wilskracht om voor het nageslacht een beter bestaan na te laten.
Hun komst werd door het merendeel der Surinaamse planters met vreugde begroet. Er was een nieuwe bron
aangeboord voor het aanwerven van de voor de plantages zo noodzakelijke arbeidskrachten. Bovendien
zou men door het aantrekken van Javanen minder afhankelijk zijn van de goedgunstigheid van de Britse regering die - wanneer zij dat wenste - de invoer van arbeiders uit
Brits-Indië stop kon zetten en dat in 1875 al eens voor
een aantal jaren gedaan had.
Aanvankelijk kwam de immigratie van de Javanen wat
traag op gang, maar vanaf de eeuwwisseling werd de
aanvoer van nieuwe contractanten regelmatiger. Tot
1920 hadden ruim 15000 Javanen de overtocht naar
Suriname gemaakt. Daarbij waren 10000 mannen. Het
vrouwentekort dat op deze wijze was ontstaan, gaf op de
plantages regelmatig aanleiding tot spanningen en
conflicten. Een andere oorzaak voor moeilijkheden op
de plantages waren de lage lonen die aan de
contractanten werden uitbetaald. Voor de planters, die
vaak met moeite hun plantages draaiende konden
houden, fungeerden in vele gevallen de lonen als
sluitpost op de begroting. De contractanten waren
daarvan de dupe. Over de lonen van de contractanten,
maar ook over hun huisvesting en medische verzorging
was regelmatig verschil van inzicht tussen het
Surinaamse gouvernement en de Surinaamse
plantersvereniging.
Tot 1930 waren vrijwel alle Javanen in Suriname als
contractarbeiders op de plantages werkzaam. Door de
sluiting van vele plantages, als gevolg van de grote
wereldcrisis, veranderde dit beeld zeer snel. De Javanen
verlieten de plantages en gingen over tot de verbouw -
op kleine schaal - van eigen gewassen op de door het
gouvernement uitgegeven grondjes. Die grondjes lagen
bijeen op de verschillende zogenaamde
gouvernementsvestigings- plaatsen, vaak gevestigd op
opgeheven en daarna verkavelde plantages. Hoe snel die
kleinlandbouw - in de ontwikkeling waarvan de Javanen
een belangrijke rol speelden -zich uitbreidde, blijkt uit de
cijfers. Van het in Suriname in gebruik genomen
grondareaal was in 1930 18% in handen van
kleinlandbouwers. In 1935 was dit al opgelopen tot
52%. Ook na 1930 kwamen er nog emigranten vanuit
Java Suriname binnen. Omdat in 1931 de Poenale
Sanctie in Suriname werd afgeschaft, konden ze nadien
slechts als zgn. vrije immigranten worden ingevoerd. De
laatste vrije immigranten kwamen in 1939 in Suriname
aan.
Gedurende de gehele immigratieperiode, t.w. 1890
1939, zijn 32956 Javanen naar Suriname geëmigreerd.
Hiervan zijn er gedurende de periode 1897-1938 weer
7684 naar Indonesië gerepatrieerd, d.i. 23,3%. De
laatste groep repatrianten, ca. 1000 in getal, is in 1954
per m.s. Langkoeas naar Indonesië teruggekeerd,
waarmee het remigratiepercentage steeg tot 26,3%. In
1956 vestigde zich een kleine, hoofdzakelijk uit jongere
Javanen bestaande groep in Frans Guyana.
PERIODE TIJDENS EN NA DE
TWEEDE WERELDOORLOG.
Door het sluiten van veel plantages in de periode
voorafgaande aan de Tweede Wereldoorlog waren heel
wat Javanen op drift geraakt. Dit proces versnelde zich
toen de oorlog uitbrak. Nog meer plantages sloten hun
poorten of krompen hun produktie aanzienlijk in.
Diezelfde oorlogssituatie bracht echter met zich mee
dat er vele nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd werden.
Door de snelle stijging van de vraag naar aluminium
konden velen - waaronder talloze Javanen - in de
bauxietmijnen te werk worden gesteld. Ook de komst
naar Suriname van Amerikaanse strijdkrachten, die in
korte tijd verscheidene defensiewerken uitgevoerd
wilden zien, vergrootte de vraag naar arbeidskrachten
aanzienlijk.
Als gevolg van dit alles verlieten vele
Javanen in deze periode de districtssamenleving om zich
óf in de bauxietcentra óf in of rond de stad Paramaribo
te vestigen. De trek naar de stad, maar ook naar het ten
opzichte van de stad gunstig gelegen Surinamedistrict,
waar zich ook de bauxietmijnen bevinden, blijft zich
ook in de periode na de Tweede Wereldoorlog duidelijk
voortzetten. De motieven voor de trek naar de stad zijn
dan echter duidelijk van karakter veranderd. De hogere
inkomsten én de mogelijkheden op het gebied van
onderwijs, medische verzorging en ontspanning die
Paramaribo en in wat mindere mate de bauxietcentra te
bieden hebben, spelen nu een doorslaggevende rol.
Tegenover de nog steeds aanhoudende trek van Javanen
van het platteland, staat overigens een kleine
tegenstroom van - vooral wat oudere - Javanen die
terugkeren naar de dorpen in de districten omdat ze zich
daar meer. opgenomen voelen in de vertrouwde
Javaanse sfeer.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |