|
ONDERDELEN Afro-Surinamers |
| |
| SURINAME AFDELINGEN - Bevolking - - Hindoestanen
terug
Bevolking Suriname.
De Hindostanen. (Hindoestanen)
Behuizing, organisatie van de arbeid, taal en gewoonten
sloten moeilijk aan bij wat van huis uit vertrouwd was. In deze
periode van sociale desintegratie met reacties van
teleurstelling, verwarring en onzekerheid kwam het
hier en daar tot uitingen van collectief verzet.
Langzamerhand heeft de Hindostaanse groep zich
weten te herstellen, waarbij de Brahmanen een
belangrijke rol hebben gespeeld. Als priesters. behorend
tot de lokale religieuze en intellectuele élite in het
moederland, hebben zij het proces van sociale en
culturele heroriëntatie geleid. Bovendien waren het
betrekkelijke isolement van de contractarbeiders op de
plantage en de vrijheid die hun door de planters
geboden werd in de levenswijze buiten de werktijden,
bevorderlijk voor een sociale en culturele
herstructurering georiënteerd op het moederlandse
patroon.
Populaire feestdagen onder de immigranten, zoals het
Holi- of Phagua-feest en Muharram, werden in ere
hersteld. Belangrijk ook was het feit dat de huwelijken
weer door priesters werden voltrokken. Bij de
Hindostaanse groep was daarom nauwelijks sprake van
aanpassing aan westerse waarden en normen. Niet
alleen was het verblijf op de plantages van betrekkelijk
korte duur, maar bovendien gaf de bescherming van het
Surinaamse gouvernement en de Engelse consul de
groep een uitzonderingspositie. Contacten met de
overige bevolkingsgroepen bleven beperkt door het
geisoleerde bestaan op de plantages en door het feit dat
het aantal Afro-Surinaamse veldarbeiders gestadig afnam door
een toenemende trek naar de stad.
Ook de houding van de ontvangende samenleving ten
opzichte van de immigranten was diet bevorderlijk
voor een snelle opname van de groep in de Surinaamse
samenleving. Doordat zij zich in taal en cultuur sterk
onderscheidden en aangetrokken waren voor
werkzaamheden die reminiscenties opriepen aan de
slaventijd, distantieerde de Europees-Afro-Surinaamse
samenleving zich van de Hindostanen. De immigranten
pasten niet in het culturele referentiesysteem van de
Surinaamse samenleving, waarin het sociale systeem
van de dominante blanke bovengroep als
richtinggevend werd beschouwd. Modelmatig zou men
de Surinaamse samenleving te dien tijde aldus kunnen
uitbeelden:
a. De Hindostaanse immigranten. b. De Europese bovengroep. c. De
gekleurde middenklasse. d. De Afro-Surinamers in de volksgroep.
DE KOLONISATIEPERIODE.
De tweede periode in de
geschiedenis van de Hindostanen in Suriname begint bij
de vestiging van de immigrant als kleinlandbouwer. De
Verordening van 19 april 1895 bood de contractanten
de mogelijkheid na een termijn van vijf jaar op
gemakkelijke voorwaarden gronden in huur of
eigendom te krijgen. Voor de immigranten was dit
aanbod, bedoeld om repatriatie van de voormalige contractanten
te voorkomen, attractief, gewend als zij waren aan een
schrijnend gebrek aan grond in het moederland. Wel
bleef nog een belangrijk deel na de contractperiode de
terugreis prefereren, maar het aantal kolonisten nam
gestadig toe, vooral na 1900.
Inmiddels had het gouvernement ook maatregelen
genomen ten behoeve van het onderwijs aan
immigranten. In 1878 werden de kinderen van
immigranten onderworpen aan de leerplicht, gevolgd
door de oprichting van de zgn. koeliescholen in 1890,
waar in de landstaal van de groep onderwijs werd
gegeven. Ondanks deze pogingen van de overheid bleef
het merendeel van de Hindostaanse ouders onverschillig
voor onderwijs van hun kinderen en ook het instituut
van de ongegradueerde Hindostaanse onderwijzers, dat
in 1907 na de opheffing van de koeliescholen werd
ingevoerd, heeft weinig effect gesorteerd.
Als kleinlandbouwer werd de Hindostaanse
bevolkingsgroep in een nieuwe situatie geplaatst, die een
gunstiger klimaat bood voor de acculturatie van de
groep in de Surinaamse samenleving. Toch bleef de
verruiming van de sociale participatie beperkt, omdat
ook in de kleinlandbouw - op de plantages hadden de
immigranten reeds de plaats van de Afro-Surinamers
overgenomen de kolonisten langzamerhand een
monopoliepositie verkregen. Dit leidde tot een
ruimtelijke concentratie van de bevolkingsgroepen en
plaatste de Hindostaan voor de tweede maal in een
sociaal isolement.
DE PERIODE 1916-1940.
De derde fase van de geschiedenis
van de groep brak aan na de aankomst van het laatste
transport contractarbeiders op 24 mei 1916. De
emigratie uit Brits-Indië op basis van het systeem van
`indentured labour' werd als gevolg van de politieke
actie van de nationalisten in dat land, die scherp gekant
waren tegen de werving van arbeiders voor het
buitenland, steeds moeilijker. In 1922 werd de
Emigration Act in Brits-Indië afgeschaft, terwijl eerder,
op 19 maart 1918, het Traktaat met Nederland werd
opgezegd.
In de periode van 1873 tot 1916 brachten 64
transportschepen in totaal 34 304 Brits-Indische
immigranten naar Suriname. Bovendien kwamen
ongeveer 3000 Brits-Indiërs, hetzij als contractant,
hetzij als vrije kolonist uit Engelse en Franse
Westindische gebieden naar Suriname. Ongeveer 11 700
contractanten keerden naar India terug. De Surinaamse
Hindostanen reageerden met gevoelens van
teleurstelling op de afsluiting van de immigratie. In
1920 vertrok een Hindostaanse commissie naar Brits
Indië om de autoriteiten ter plaatse te bewegen alsnog
de emigratie te hervatten. Deze pogingen hadden geen
succes.
Een belangrijk verschijnsel na de Eerste Wereldoorlog
was het proces van sociale differentiatie binnen de
Hindostaanse gemeenschap. Door de schaarste aan
voedingsmiddelen tijdens de oorlog stegen de prijzen
van rijst en andere landbouwprodukten, een
ontwikkeling waarvan vooral de Hindostaanse
kleinlandbouwer heeft geprofiteerd. Uit deze groep
ontwikkelde zich een middenklasse, die op grond van
haar oriëntaties op wijdere sociale kringen in sterkere
mate de invloeden vanuit de Europees-Afro-Surinaamse
samenleving onderging. De belangstelling voor
onderwijs nam toe, mede gestimuleerd door een sterke
uitbreiding van het aantal districtsscholen in de periode 1920-1930. Tussen 1915 en
1920 behaalden enkele Hindostaanse leerlingen het
Mulodiploma of volgden met succes de opleiding voor
onderwijzer.
Typerend voor een zich wijzigende instelling onder de
immigrantenbevolking was het feit dat in 1922 de
Surinaamse Immigranten Vereniging besloot de naam
'Bharat Oeday' (opkomend Hindostan) aan te nemen. In
1924 werd de vereniging 'Nawa Yuga Beday' (aanvang van
een nieuw tijdperk) opgericht, waarvan de leden voor
een belangrijk deel uit de Hindostaanse groep in
Paramaribo afkomstig waren. In deze periode streefde
het Surinaamse gouvernement ernaar de
uitzonderingspositie van de immigrantenbevolking op te
heffen. 'Veel immigranten zijn reeds in het 3e geslacht
van den oorspronkelijken immigrant en, althans uit een
oogpunt van bestuurszorg, in de gezeten bevolking van
Suriname opgenomen, zodat geen voldoende aanleiding
bestaat, om hen uit dien hoofde nog als afzonderlijke
groepen te blijven beschouwen', schrijft het Koloniaal
Verslag van 1933.
Inmiddels was de Wet op het
Nederlands Onderdaanschap van 1910 op 10 juni 1927
ook op Suriname van toepassing verklaard, waardoor alle
Hindostanen, voor zover geboren in Suriname,
Nederlands onderdaan werden. In 1924 werd het
Nederlandse emigratie-agentschap in Brits-Indië opgeheven
en in 1932 sloot het Surinaamse gouvernement
het immigratiedepartement als zelfstandige afdeling.
Een belangrijke ontwikkeling in het sociale en culturele
leven in deze periode is het optreden van
reformatiebewegingen geweest binnen het hindoeïsme
en de islam. Moderne religieuze stromingen uit Brits
Indië als de Arya Samaj en de Ahmadiya bereikten via
Trinidad en Brits-Guyana ook Suriname en leidden tot
een culturele heroriëntatie, gericht op het Indiase
erfgoed. Deze bewegingen hebben in niet geringe maate
bijgedragen tot een culturele zelfbevestiging tegenover
de dominerende westerse cultuur in het nieuwe
vaderland .
Ook met betrekking tot de
huwelijkssluiting bleef de groep het eigen patroon
volgen. Hoewel deze verbintenissen niet door het
Surinaamse gouvernement werden erkend, bleef de
bereidheid tot een burgerlijk huwelijk gering. Het
Aziatisch Huwelijksbesluit, gebaseerd op een ontwerp
van gouverneur Kielstra, maakte vanaf 1 jan. 1941 deze
huwelijken legaal.
Opmerkelijk is dat de voormalige immigranten in een
betrekkelijk korte tijd een bijzonder hoog
geboortenoverschot bereikten, te meer omdat de
verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen op de
plantages bijzonder ongunstig was. In de periode 1923
1943 bedroeg de fertiliteit gemiddeld 46,3 %,
terwijl voor diezelfde periode voor de
Afro-Surinaamse bevolkingsgroep 36,0 % werd gevonden. De
Hindostaanse gemeenschap nam van 26 684 zielen in
1922 toe tot 42 538 in 1940.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |