suriname Naar Voorpagina

  


   
ONDERDELEN
Afro-Surinamers
 suriname nu  Westerse
     Afro-Surinamers  1

 suriname nu  Westerse
     Afro-Surinamers  2

 suriname nu  Westerse
     Afro-Surinamers  3

 suriname nu  Westerse
     Afro-Surinamers  4

 suriname nu  Traditionele
     Afro-Surinamers  1

 suriname nu  Traditionele
     Afro-Surinamers  2

 suriname nu  Traditionele
     Afro-Surinamers  3

 suriname nu  Traditionele
     Afro-Surinamers  4


Onderwerpen
Bevolking
 suriname nu  Afro-Surinamers
 suriname nu  Boeren
 suriname nu  Chinezen
 suriname nu  Hindostanen
 suriname nu  Inheemsen
 suriname nu  Javanen
 suriname nu  Joden
 suriname nu  Libanezen

AFDELINGEN
  suriname nu Algemeen
 suriname nu De Douane
  suriname nu Telefoonboek
  suriname nu Bevolking
  suriname nu Distrikten
  suriname nu Reis info
  suriname nu Cultureel erfgoed
  suriname nu Geschiedenis
  suriname nu Foto's
  suriname nu Natuur
  suriname nu Personen
  suriname nu Koken / recepten
  suriname nu Vragen over NIBA
  suriname nu Wat is ANDA

     
 SURINAME  suriname nuAFDELINGEN - suriname nu Bevolking - - Westerse Afro-Surinamers

 suriname . NU terug
 

Bevolking Suriname.    

   De Westerse Afro-Surinamers.


HET FAMILIESYSTEEM.

Er bestaat een uitvoerige literatuur over de familiesystemen van verschillende zwarte bevolkingsgroepen van het Karaïbisch gebied (Simey, Henriquez, Clarke, kaymond Smith, M.G. Smith). Deze vertonen een aantal gemeenschappelijke kenmerken, waardoor we kunnen spreken van 'het Westindische familiesysteem', dat als een variant van het Afro Amerikaanse familiesysteem is te beschouwen. De belangrijkste kenmerken van het West-Indische familiesysteem zijn:

1. de aanwezigheid van geïnstitutionaliseerde alternatieve man vrouwverbintenissen. Naast het huwelijk kent men het concubinaat, waarbij man en vrouw te zamen leven zonder gehuwd te zijn, en de bezoeksrelatie, waarbij er tussen man en vrouw een publiekelijk erkende en geaccepteerde seksuele relatie bestaat. De man is een regelmatige bezoeker in de wooneenheid van de vrouw;

2. het veelvuldig voorkomen van vrouwelijke huishoudhoofden;

3. het feit dat de vrouw een centrale rol in het huishouden vervult, waardoor het als matrifocaal wordt gekenschetst.

Deze kenmerken van het familiesysteem van de Afro-Surinamers zijn vanaf de vroegste dagen van de slavernij tot op de huidige dag aan te wijzen. Het systeem is nauwelijks van karakter veranderd ondanks de vergaande sociale veranderingen, zoals de emancipatie, de omzetting van plantagelandbouw in kleinlandbouw en de dekolonisatie, die in Suriname veel verandering teweeg hebben gebracht.

Het West-Indische familiesysteem wordt dan ook door Buschkens beschouwd als een adaptatie aan ongunstige omstandigheden, zoals slavernij, werkloosheid, armoede en discriminatie waaraan de slaven en hun afstammelingen, de Afro-Surinamers, waren onderworpen. De slaven werden zelden met hun vrouwen en kinderen aangevoerd doordat de vraag naar mannen groter was dan naar vrouwen. Op de slavenschepen werden mannen en vrouwen gescheiden. De enige familieband die om praktische redenen door de slavenhandelaren werd gehandhaafd, was die tussen de moeder en haar jonge kinderen.

De rechtsregel dat de slaaf onder het zakenrecht en niet onder het personenrecht viel, had o.m. tot gevolg dat hij geen huwelijk kon aangaan. De slaaf was niet meer dan een zaak, een rechtsobject, dat geen bezit of rechten kon hebben, geen getuigenis kon afleggen of verbintenissen aangaan. Door dit laatste kon hij ook niet huwen, alhoewel dit niet inhield dat de slaaf geheel van samenleving met een vrouw was verstoken. Met toestemming van de meester kon de slaaf een min of meer vaste verbintenis met een vrouw aangaan. Men kende het 'slavenhuwelijk' waarbij man en vrouw in één wooneenheid leefden, en het 'slavenhuwelijk' waarbij man en vrouw afzonderlijk woonden. De man kreeg in het laatste geval toestemming van zijn meester om 's avonds of op zondagen zijn vrouw te bezoeken. De eerste vorm zal verder worden aangeduid als de samenwoningverbintenis, de tweede als de bezoeksverbintenis.

Over de totstandkoming van het slavenhuwelijk uit de 18de eeuw beschikken we over de mededeling van Hartsinck, die hierover schrijft:

"Ieder slaaf word door zijn Meester een Wijf gegeeven, die hen ook, zo zij niet overeenkomen, weder ontslaat, en aan een ander uithuwelijkt. De Bruiloft word, zonder veel plegtigheid, slechts met een Vles Kilthum (zijnde een soort van Brandewijn van Suiker gestookt) gevierd."

Uit de beschikbare literatuur valt niet op te maken welke van deze (bovengenoemde) twee verbintenissen op de plantages het meest voorkwamen. Het is aannemelijk dat het in de Engelse begintijd moeilijk was voor de slaaf om op eigen plantage een partner te vinden, omdat het aantal op de plantage tewerkgestelden toen gering was en voornamelijk uit mannen bestond. Samenwoningsverbintenissen zullen hierdoor wel een uitzondering zijn geweest.

Toen de Nederlanders met een omvangrijker slavenmacht veel grotere plantages gingen exploiteren, werd het voor de slaaf gemakkelijker een partner te vinden op de plantage waar hij tewerk was gesteld. Toch bleef het voorkomen dat de mannen op een andere, meestal nabijgelegen plantage een vrouw hadden. De meesters zagen dit echter ongaarne. Volgens Hartsinck hebben de planters het liefst dat de slaven op hun eigen plantage 'trouwen', omdat ze anders loopachtig en diefachtig worden. Vaak was het echter niet mogelijk voor de slaaf een vrouw op de eigen plantage te vinden, omdat de slavenbevolking op de oudere plantages soms geheel uit verwanten bestond, waar men niet mee kon 'huwen'.

In de stad heeft de bezoeksverbintenis geprevaleerd. Tot samenwoningsverbintenissen kwamen alleen die slaven die een zelfstandig beroep uitoefenden, waarmee zij voor hun meesters geld verdienden, waardoor zij bevoorrecht werden. In de regel woonde de slaaf op het terrein van de eigen meester, dat wil zeggen op het erf achter zijn woning. Deze slaven, merendeels huispersoneel, dienden altijd ter beschikking te zijn. Alleen als de slaaf vrij had, kon hij zijn vrouw bezoeken. Uit de aantekeningen van Herlein valt op te maken dat de meesters in Paramaribo eveneens graag zagen dat een slaaf een vrouw vond onder de slavinnen die hun toebehoorden. 'Die van Paramaribo zouden 't liefst ook zo hebben, dog dit kan niet geschieden, wijl zij van zo veel slaven niet zijn voorzien, daarom moeten zij zomstijds tegen haar zin toestaan, dat haar slaven buitens Huis Trouwden' (Herlein).

Een aantal bevoorrechte slaven bezat meer dan één vrouw. Op de plantages waren dit meestal de basja's, opzichters over de slaven, en in de stad de tot enige welvaart gekomen zelfstandig arbeidende slaven, die zélf soms slaven kochten. Hun polygynie vergrootte het aantal 'bezoeksverbintenissen', omdat het geen gewoonte was met meer dan één vrouw in een huis samen te wonen. Aan zending en missie werd het door het koloniale bestuur eerst omstreeks 1825 gemakkelijker gemaakt om het christendom onder de slaven te verbreiden. Het familieleven van hun bekeerlingen was naar het oordeel van de zendelingen en missionarissen weinig in overeenstemming met de door hen verkondigde idealen. Om de band tussen man en vrouw die samenleven, te versterken, gingen de zendelingen van de Evangelische Broedergemeente er omstreeks 1850 toe over hun bekeerlingen, wie het door de wet niet geoorloofd was een huwelijk aan te gaan, de mogelijkheid te geven een 'verbond' te sluiten.

Vóór die tijd was het sluiten van een dergelijke verbintenis al een oogluikend toegestane gewoonte. Om een verbond te sluiten dienden man en vrouw voor de zendeling te verschijnen waarbij zij beloofden voortaan als christenen trouw met elkaar te leven. Geloofsgenoten waren getuigen en de plechtigheid ging met enig ritueel gepaard. Het aangaan van een verbond bezat geen juridische consequenties voor de maatschappelijke positie van de slaaf. Ook de r. k. missionarissen, wie het ná 1816 werd toegestaan deel te nemen aan het kerstenen der slavenbevolking, gingen zich bezighouden met het familieleven der aan hen toevertrouwden. Zij voltrokken in het geheim kerkelijke huwelijken onder de slaven en zij poogden in 1819 dit te legaliseren. P. Wennekers, prefect van de Surinaamse missie en pastoor van Paramaribo, bood in dat jaar aan koning Willem I een request aan, waarin o.m. verzocht werd om: 1. minstens het kerkelijk huwelijk toe te staan; 2. een verbod, zo niet van separate verkoop, dan toch van zodanige scheiding dat zij die met medeweten van de eigenaren kerkelijk getrouwd zijn, niet meer tot elkaar zouden kunnen komen.

Om de eigendomsrechten der meesters niet te schaden werd hierop afwijzend beschikt; het kerkelijk huwelijk en het verbond werden echter oogluikend toegestaan. Opmerkelijk is dat na de emancipatie de vrijgemaakten niet massaal van de nu voor hen bestaande mogelijkheid gebruik gemaakt hebben om hun verbintenissen in wettige huwelijken om te zetten. Door de emancipatie vielen de vrijgemaakten voortaan onder de wetten die vóór de emancipatie - dus ook ten aanzien van het huwelijksrecht - voor vrijen golden.

Het burgerlijk huwelijk is tot op de huidige dag geen gemeengoed onder de Afro-Surinamers geworden. Het alternatief van in concubinaat leven of een bezoeksrelatie aan te gaan, is sociaal nog steeds aanvaard. Een kwestie die in verband hiermee op het einde van de 19de eeuw de gemoederen in Suriname nogal in beroering heeft gebracht, is de afschaffing van de onder de slavernij ingestelde regeling van het verbond geweest. Toen na de emancipatie de zendelingen der Broedergemeente er dan ook toe overgingen het verbond af te schaffen en van hun gemeenteleden gingen eisen dat zij kerkelijke huwelijken sloten, waar volgens de wet een burgerlijk huwelijk aan vooraf moest gaan, was dit voor vele vrijgemaakten een onbegrijpelijke maatregel.

De zendelingen gingen het samenleven van man en vrouw zonder burgerlijk en daarop volgend kerkelijk huwelijk nu verbieden en zelfs met kerkelijke tucht bestraffen. Door deze situatie ontstond er grote verbittering in de Broedergemeente, waarvan de meeste leden Afro-Surinamers waren. Het kwam in 1880 tot een uitbarsting, toen de zendeling Herman Heijde in een godsdienstoefening zich openlijk keerde tegen het onder derde-graads-kerktucht plaatsen van ongehuwd samenwonenden. Geheel de gemeente viel Heijde bij en met moeite kon een oproer en het plegen van geweld tegen de verantwoordelijke autoriteiten worden voorkomen. Hierop maakte men het sluiten van een verbond weer mogelijk.

In 1893 nam het gouvernement, mede op advies van de zendelingen der Broedergemeente, een aantal maatregelen waardoor het sluiten van een huwelijk voor de Burgerlijke Stand minder kostbaar werd. Op verlangen van het gouvernement hieven hierop de zendelingen de mogelijkheid tot het sluiten van een 'verbond' ten tweeden male op. Wederom eisten zij van de lidmaten van hun kerk dat zij kerkelijk huwden, wat alleen kon na voltrekking van een burgerlijk huwelijk. Er is echter tot op de huidige dag door veel leden van de Broedergemeente aan dit gebod geen gevolg gegeven; velen blijven in concubinaat leven. Ook Afro-Surinamers uit andere denominaties bleven het concubinaat boven het huwelijk verkiezen.



suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: