|
ONDERDELEN Afro-Surinamers |
| |
| SURINAME AFDELINGEN - Bevolking - - Westerse Afro-Surinamers
terug
Bevolking Suriname.
De Westerse Afro-Surinamers.
HET FAMILIESYSTEEM.
Er bestaat een uitvoerige literatuur over de
familiesystemen van verschillende zwarte
bevolkingsgroepen van het Karaïbisch gebied (Simey,
Henriquez, Clarke, kaymond Smith, M.G. Smith). Deze
vertonen een aantal gemeenschappelijke kenmerken,
waardoor we kunnen spreken van 'het Westindische
familiesysteem', dat als een variant van het Afro
Amerikaanse familiesysteem is te beschouwen. De
belangrijkste kenmerken van het West-Indische
familiesysteem zijn:
1. de aanwezigheid van
geïnstitutionaliseerde alternatieve man
vrouwverbintenissen. Naast het huwelijk kent men het
concubinaat, waarbij man en vrouw te zamen leven
zonder gehuwd te zijn, en de bezoeksrelatie, waarbij er
tussen man en vrouw een publiekelijk erkende en
geaccepteerde seksuele relatie bestaat. De man is een
regelmatige bezoeker in de wooneenheid van de vrouw;
2. het veelvuldig voorkomen van vrouwelijke
huishoudhoofden;
3. het feit dat de vrouw een centrale
rol in het huishouden vervult, waardoor het als
matrifocaal wordt gekenschetst.
Deze kenmerken van het familiesysteem van de
Afro-Surinamers zijn vanaf de vroegste dagen van de slavernij
tot op de huidige dag aan te wijzen. Het systeem is
nauwelijks van karakter veranderd ondanks de
vergaande sociale veranderingen, zoals de emancipatie,
de omzetting van plantagelandbouw in kleinlandbouw en
de dekolonisatie, die in Suriname veel verandering
teweeg hebben gebracht.
Het West-Indische
familiesysteem wordt dan ook door Buschkens
beschouwd als een adaptatie aan ongunstige
omstandigheden, zoals slavernij, werkloosheid, armoede
en discriminatie waaraan de slaven en hun
afstammelingen, de Afro-Surinamers, waren onderworpen.
De slaven werden zelden met hun vrouwen en kinderen
aangevoerd doordat de vraag naar mannen groter
was dan naar vrouwen. Op de slavenschepen werden
mannen en vrouwen gescheiden. De enige familieband
die om praktische redenen door de slavenhandelaren
werd gehandhaafd, was die tussen de moeder en haar
jonge kinderen.
De rechtsregel dat de slaaf onder het zakenrecht en niet
onder het personenrecht viel, had o.m. tot gevolg dat
hij geen huwelijk kon aangaan. De slaaf was niet meer
dan een zaak, een rechtsobject, dat geen bezit of rechten
kon hebben, geen getuigenis kon afleggen of
verbintenissen aangaan. Door dit laatste kon hij ook
niet huwen, alhoewel dit niet inhield dat de slaaf geheel
van samenleving met een vrouw was verstoken. Met
toestemming van de meester kon de slaaf een min of
meer vaste verbintenis met een vrouw aangaan. Men
kende het 'slavenhuwelijk' waarbij man en vrouw in één
wooneenheid leefden, en het 'slavenhuwelijk' waarbij
man en vrouw afzonderlijk woonden. De man kreeg in
het laatste geval toestemming van zijn meester om 's
avonds of op zondagen zijn vrouw te bezoeken. De
eerste vorm zal verder worden aangeduid als de
samenwoningverbintenis, de tweede als de bezoeksverbintenis.
Over de totstandkoming van het slavenhuwelijk uit de
18de eeuw beschikken we over de mededeling van
Hartsinck, die hierover schrijft:
"Ieder slaaf word door
zijn Meester een Wijf gegeeven, die hen ook, zo zij niet
overeenkomen, weder ontslaat, en aan een ander
uithuwelijkt. De Bruiloft word, zonder veel plegtigheid,
slechts met een Vles Kilthum (zijnde een soort van
Brandewijn van Suiker gestookt) gevierd."
Uit de beschikbare literatuur valt niet op te maken
welke van deze (bovengenoemde) twee verbintenissen
op de plantages het meest voorkwamen. Het is
aannemelijk dat het in de Engelse begintijd moeilijk was
voor de slaaf om op eigen plantage een partner te
vinden, omdat het aantal op de plantage
tewerkgestelden toen gering was en voornamelijk uit
mannen bestond. Samenwoningsverbintenissen zullen
hierdoor wel een uitzondering zijn geweest.
Toen de Nederlanders met een omvangrijker
slavenmacht veel grotere plantages gingen exploiteren,
werd het voor de slaaf gemakkelijker een partner te
vinden op de plantage waar hij tewerk was gesteld. Toch
bleef het voorkomen dat de mannen op een andere,
meestal nabijgelegen plantage een vrouw hadden. De
meesters zagen dit echter ongaarne. Volgens Hartsinck
hebben de planters het liefst dat de slaven op hun eigen
plantage 'trouwen', omdat ze anders loopachtig en
diefachtig worden. Vaak was het echter niet mogelijk
voor de slaaf een vrouw op de eigen plantage te vinden,
omdat de slavenbevolking op de oudere plantages soms
geheel uit verwanten bestond, waar men niet mee kon
'huwen'.
In de stad heeft de bezoeksverbintenis geprevaleerd. Tot
samenwoningsverbintenissen kwamen alleen die slaven
die een zelfstandig beroep uitoefenden, waarmee zij
voor hun meesters geld verdienden, waardoor zij
bevoorrecht werden. In de regel woonde de slaaf op het
terrein van de eigen meester, dat wil zeggen op het erf achter zijn
woning. Deze slaven, merendeels huispersoneel, dienden
altijd ter beschikking te zijn. Alleen als de slaaf vrij had,
kon hij zijn vrouw bezoeken. Uit de aantekeningen van
Herlein valt op te maken dat de meesters in Paramaribo eveneens graag zagen dat een slaaf
een vrouw vond onder de slavinnen die hun
toebehoorden. 'Die van Paramaribo zouden 't liefst ook
zo hebben, dog dit kan niet geschieden, wijl zij van zo
veel slaven niet zijn voorzien, daarom moeten zij
zomstijds tegen haar zin toestaan, dat haar
slaven buitens Huis Trouwden' (Herlein).
Een aantal
bevoorrechte slaven bezat meer dan één vrouw. Op de
plantages waren dit meestal de basja's, opzichters over de
slaven, en in de stad de tot enige welvaart gekomen
zelfstandig arbeidende slaven, die zélf soms slaven
kochten. Hun polygynie vergrootte het aantal
'bezoeksverbintenissen', omdat het geen gewoonte was
met meer dan één vrouw in een huis samen te wonen.
Aan zending en missie werd het door het koloniale
bestuur eerst omstreeks 1825 gemakkelijker gemaakt
om het christendom onder de slaven te verbreiden. Het
familieleven van hun bekeerlingen was naar het oordeel
van de zendelingen en missionarissen weinig in
overeenstemming met de door hen verkondigde idealen.
Om de band tussen man en vrouw die samenleven, te
versterken, gingen de zendelingen van de Evangelische
Broedergemeente er omstreeks 1850 toe over hun
bekeerlingen, wie het door de wet niet geoorloofd was
een huwelijk aan te gaan, de mogelijkheid te geven een
'verbond' te sluiten.
Vóór die tijd was het sluiten van een
dergelijke verbintenis al een oogluikend toegestane
gewoonte. Om een verbond te sluiten dienden man en
vrouw voor de zendeling te verschijnen waarbij zij
beloofden voortaan als christenen trouw met elkaar te
leven. Geloofsgenoten waren getuigen en de
plechtigheid ging met enig ritueel gepaard. Het aangaan
van een verbond bezat geen juridische consequenties
voor de maatschappelijke positie van de slaaf. Ook de r.
k. missionarissen, wie het ná 1816 werd toegestaan deel
te nemen aan het kerstenen der slavenbevolking, gingen
zich bezighouden met het familieleven der aan hen
toevertrouwden. Zij voltrokken in het geheim
kerkelijke huwelijken onder de slaven en zij poogden in
1819 dit te legaliseren. P. Wennekers, prefect van de
Surinaamse missie en pastoor van Paramaribo, bood in
dat jaar aan koning Willem I een request aan, waarin o.m.
verzocht werd om: 1. minstens het kerkelijk huwelijk toe te staan; 2. een
verbod, zo niet van separate verkoop, dan toch van
zodanige scheiding dat zij die met medeweten van de
eigenaren kerkelijk getrouwd zijn, niet meer tot elkaar
zouden kunnen komen.
Om de eigendomsrechten der meesters niet te schaden
werd hierop afwijzend beschikt; het kerkelijk huwelijk
en het verbond werden echter oogluikend toegestaan.
Opmerkelijk is dat na de emancipatie de vrijgemaakten
niet massaal van de nu voor hen bestaande mogelijkheid
gebruik gemaakt hebben om hun verbintenissen in
wettige huwelijken om te zetten. Door de emancipatie
vielen de vrijgemaakten voortaan onder de wetten die
vóór de emancipatie - dus ook ten aanzien van het
huwelijksrecht - voor vrijen golden.
Het burgerlijk huwelijk is tot op de huidige dag geen
gemeengoed onder de Afro-Surinamers geworden. Het alternatief
van in concubinaat leven of een bezoeksrelatie aan
te gaan, is sociaal nog steeds aanvaard. Een kwestie die
in verband hiermee op het einde van de 19de eeuw de
gemoederen in Suriname nogal in beroering
heeft gebracht, is de afschaffing van de onder de
slavernij ingestelde regeling van het verbond geweest.
Toen na de emancipatie de zendelingen der
Broedergemeente er dan ook toe overgingen het
verbond af te schaffen en van hun gemeenteleden
gingen eisen dat zij kerkelijke huwelijken sloten, waar
volgens de wet een burgerlijk huwelijk aan vooraf moest
gaan, was dit voor vele vrijgemaakten een
onbegrijpelijke maatregel.
De zendelingen gingen het
samenleven van man en vrouw zonder burgerlijk en
daarop volgend kerkelijk huwelijk nu verbieden en zelfs
met kerkelijke tucht bestraffen. Door deze situatie
ontstond er grote verbittering in de Broedergemeente,
waarvan de meeste leden Afro-Surinamers waren. Het kwam in
1880 tot een uitbarsting, toen de zendeling Herman
Heijde in een godsdienstoefening zich openlijk keerde
tegen het onder derde-graads-kerktucht plaatsen van
ongehuwd samenwonenden. Geheel de gemeente viel
Heijde bij en met moeite kon een oproer en het plegen
van geweld tegen de verantwoordelijke autoriteiten
worden voorkomen. Hierop maakte men het sluiten
van een verbond weer mogelijk.
In 1893 nam het gouvernement, mede op advies van de
zendelingen der Broedergemeente, een aantal
maatregelen waardoor het sluiten van een huwelijk voor
de Burgerlijke Stand minder kostbaar werd. Op
verlangen van het gouvernement hieven hierop de
zendelingen de mogelijkheid tot het sluiten van een
'verbond' ten tweeden male op. Wederom eisten zij van
de lidmaten van hun kerk dat zij kerkelijk huwden, wat
alleen kon na voltrekking van een burgerlijk huwelijk. Er
is echter tot op de huidige dag door veel leden van de
Broedergemeente aan dit gebod geen gevolg gegeven;
velen blijven in concubinaat leven. Ook Afro-Surinamers uit
andere denominaties bleven het concubinaat boven het
huwelijk verkiezen.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |