suriname Naar Voorpagina

  


   
ONDERDELEN
SLAVERNIJ
 suriname  Slavernij 1
 suriname  Slavernij 2
 suriname  Slavenhandel 1
 suriname  Slavenhandel 2
 suriname  Slavenhandel 3
 suriname  Manumissie 1
 suriname  Manumissie 2
 suriname  W.I. Compagnie 1
 suriname  W.I. Compagnie 2
 suriname  W.I. Compagnie 3
 suriname  W.I. Compagnie 4
 suriname  W.I. Compagnie 5
 suriname  Emancipatie 1

ONDERWERPEN
Geschiedenis
 suriname  Immigratie Algemeen
 suriname  Javaanse immigratie
 suriname  Donko's tot Guides
 suriname  Brieven v. Wetten
 suriname  Suriname bevolkt
 suriname  Slavernij
 suriname  De 20 ste eeuw
 suriname  Indianen (oorspr.)
 suriname  Paramaribo
 suriname  Albina
 suriname  Mariënburg
 suriname  Oude kaarten
 suriname  Archieven-wijzer
 suriname  Post en postzegels
 suriname  Batavia
 suriname  Goslar
 suriname  Goud-zaken
 suriname  Geld-zaken
 suriname  Het Park
 suriname  Korps Politie
 suriname  Treinen
 suriname  Forten
 suriname  Westgrens
 suriname  Samenvattingen
     ( Engels )


AFDELINGEN
  suriname Algemeen
 suriname De Douane
  suriname Telefoonboek
  suriname Bevolking
  suriname Distrikten
  suriname Reis info
  suriname Cultureel erfgoed
  suriname Geschiedenis
  suriname Foto's
  suriname Natuur
  suriname Personen
  suriname Koken / recepten
  suriname Vragen over NIBA
  suriname Wat is ANDA

     
 SURINAME  surinameAFDELINGEN - suriname Geschiedenis - - WEST-INDISCHE COMPAGNIE

 suriname . NU terug
 


  WEST-INDISCHE COMPAGNIE,   ( de eerste ) 1600-1674.


EXTERNE GESCHIEDENIS

De activiteiten van de Oude West-Indische Compagnie betekenden een veel intensiever contact met het Caribische gebied dan met de Guyana's. De redenen zijn duidelijk. Die eerste Compagnie was een oorlogsinstrument. In het Caribische gebied voeren de Spaanse zilvervloten, daar was een ruime gelegenheid tot kaapvaart en - met de suikerrevolutie die na 1640 plaatsvond - tot handel, speciaal de slavenhandel. De Guyana's waren door hun geografische ligging veel meer geïsoleerd en volkomen buiten de routes van de toenmalige scheepvaart. Niettemin kwamen Hollandse en Zeeuwse zeelieden al vroeg in contact met de Wilde Kust, het gebied tussen de Amazone- en de Orinoco delta's. Dit contact vond aanvankelijk plaats in dienst van Portugese handelaars, doch in de jaren tachtig van de l6 de eeuw veranderde de situatie. Allereerst werd Portugal in 1580 in een nauwe unie betrokken met Spanje en verloor het zijn onafhankelijkheid. Acht jaar later vond de ramp van de Onoverwinnelijke Armada plaats, die Spanjes zeemacht een beslissende klap gaf. Na dat jaar wagen de Nederlanders zich buiten de Europese wateren op eigen rekening en weldra verschenen zij op de Braziliaanse kust en in de Guyana's. Het lijdt geen twijfel, dat de fysieke gesteldheid van dit laatste gebied vreemde indringers aantrok. Spanje noch Portugal had er forten of andere defensiewerken.

De van zuid naar noord stromende rivieren verdeelden het land in smalle stroken die een oost-westconnectie bijna onmogelijk maakten. Dit betekende, dat eventuele vreemde vestigingen niet al te veel bezwaren zouden ondervinden van Indianen of Portugezen en Spanjaarden. Raleighs beschrijving van dit gebied, The discoverie of the large and bewtiful empire of Guiana (1596), werkte stimulerend op Engelsen en Nederlanders en na 1598 waren Hollandse en Zeeuwse schepen langs de kust van Guyana geen uitzondering meer. Na die datum kwam een vloed van rekesten binnen bij de Staten-Generaal om op die streken te varen en de na- men van welbekende Zeeuwse kooplieden als Jan de Moor, de gebroeders Lampsins en Pieter van Rhee komen met die van andere ondernemende kooplieden uit Holland en West-Friesland herhaaldelijk ter sprake in de vergaderingen van Hunne Hoog Mogenden. Er is echter slechts één schriftelijke getuigenis van een dergelijke expeditie op de Guyana's bewaard gebleven, geschreven door A. Cabeljau gedurende een reis in 1597/1598, vermoedelijk de eerste Nederlander die Suriname bezocht heeft.

Deze belangstelling resulteerde nog niet onmiddellijk in permanente vestiging. Ruilhandel met de Indianen was het doel. Daartoe werden later agenten of factoren geplaatst op diverse posten langs de rivieren en sommige van die posten of factorijen groeiden inderdaad uit tot permanente kolonies. Omstreeks 1613 schijnen dergelijke kolonies te hebben bestaan langs de Essequibo en de Corantijn, doch zij werden verwoest door Spanjaarden uit Trinidad. Een paar jaar later volgde een nieuwe nederzetting in een oud Portugees fort op een eilandje in de Essequiborivier, genaamd fort Kijkoveral, en dook de enigszins mysterieuze figuur van Aert Adriaen Groenewegen (in Engelse documenten Gromwegle genaamd, in Spaanse Llanes) op als factoor.

Meer nederzettingen volgden. De meeste, zo niet alle, werden verwoest door de Portugezen vanuit Maranháo. De stoere Zeeuwen zetten echter door en lieten zich niet ontmoedigen. Deze nederzettingen hadden het karakter van een patroonschap. De patroon was meestal een ondernemend koopman (of een groep van kooplieden) die de nieuwe nederzetting financierde en daarvoor van de Staten-Generaal een octrooi of charter ontving met omschrijving van zijn rechten en plichten, alsmede van die van zijn kolonisten.

Permanente vestigingen gelukten pas na het Bestand. De meest bekende is die van Fort Kijkoveral met Groenewegen. Zijn patroon was het bekende De Moor-Courteen Huis, half Zeeuws, half Engels. Daar de meeste dezer vestigingen niet snel tot bloei kwamen en de WIC haar meeste aandacht spoedig aan Brazilië schonk, verminderde de interesse van de WIC in de jaren dertig en daarna enigszins, alhoewel de Kamer Zeeland deze houding niet volgde en beloofde `de kolonie Ysekepe niet te verlaten'. Na 1632 beschouwde Zeeland de Guyana's dan ook min of meer als haar speciaal domein en met zeker recht: de meeste nederzettingen waren gesticht met Zeeuws geld en bloed.

Ofschoon de Heeren XIX weigerden hun sanctie aan het Zeeuwse standpunt te schenken, konden zij niet verhinderen, dat de provincie officieel alle scheepvaart op de Guyana's monopoliseerde voor de Kamer Zeeland van de WIC. Begrijpelijk dat de Zeeuwen in 1634 met lede ogen zagen, dat Hollandse kooplieden opnieuw een expeditie naar de Guyana's uitrustten onder David Pietersz de Vries van Hoorn en zich waarschijnlijk verheugden dat zijn kolonie mislukte. Omstreeks diezelfde tijd, in 1633, 1635 en 1637, schijnen er enige Zeeuwse nederzettingen in Suriname ontstaan te zijn, waarvan echter weinig bekend is. Ook de Engelsen ondernamen verscheidene pogingen om zich in deze streken te vestigen.

Hun pogingen faalden alle, totdat in 1651 Francis Lord Willoughby, gouverneur van Barbados, een expeditie naar Suriname zond die meer succes had.De snelle bloei van deze Engelse onderneming contrasteerde fel met die van de kwijnende Nederlandse vestigingen. Berbice deed het redelijk wel, doch Essequibo en Pomeroon hadden het moeilijk. De Kamer Zeeland van de WIC werd huiverig om nog meer geld in de onderneming te steken, te meer daar de goede jaren voor de Compagnie onherroepelijk voorbij waren.

Onder de auspiciën van de WIC namen de drie Walcherense steden, Middelburg, Vlissingen en Veere, de kolonisatieprojecten van de Compagnie over en de streek ten westen van Suriname werd officieel genoemd Nieuw Zeeland. Dit omvatte Essequibo, Demerary, Berbice en Pomeroon. Suriname maakte daarvan geen deel uit, doch was Engels bezit.

De Tweede Engelse Oorlog veranderde de politieke verdeling van de Guyana's op een drastische wijze. Na een succesvol Engels offensief in de Nederlandse gebieden, moesten de Engelsen door de gecombineerde Franse en Nederlandse aanvallen ( de Fransen uit Cayenne en de Nederlanders uit Berbice) het veld ruimen. De genadeslag kregen zij toen commandeur Abraham Crijnssen met een eskader van zeven kleine schepen William Byam dwong Suriname over te geven. Alhoewel in de laatste dagen van de oorlog de Engelsen er in slaagden Suriname te heroveren, kwam deze overwinning te laat om hen in het permanent bezit van deze kolonie te stellen.

Met de Vrede van Breda werd Suriname Nederlands en verdween de Engelse vlag uit de Guyana's. Cayenne bleef Frans.Nu rezen er echter moeilijkheden tussen de Staten-Generaal en de provincie Zeeland over het bezit van de nieuwe kolonie. De Zeeuwen beweerden recht op Suriname te hebben. Zij hadden zich er reeds in de jaren dertig gevestigd en zelfs toen Willoughby de kolonie in bezit nam, bleven die Zeeuwse enclaves bestaan en werden simpelweg ingelijfd in `Willoughby land'. De kolonie was bovendien heroverd door een Zeeuwse expeditie. Een resolutie van 4 februari 1669 toonde weliswaar, dat de Zeeuwen genegen bleken de kolonie aan de Staten-Generaal over te dragen, maar niet indien deze overdracht betekende, dat de bankroete Eerste Compagnie met haar bestuur en organisatie zou worden belast. Dit conflict werd eerst opgelost onder de Nieuwe of Tweede WIC (zie West-Indische Compagnie, Tweede).

Het is bekend, dat de Engelsen niet zonder meer bereid waren Suriname aan de Nederlanders over te dragen en een tweede expeditie onder Crijnssen bleek nodig om de kolonie te redden van Henry Willoughbys (een neef van Francis Lord Willoughby) pogingen zoveel mogelijk plantages en suikermolens in het ongerede te brengen. Henry moest de schade echter op bevel van koning Karel II uit eigen zak vergoeden. Bij de tweede Vrede van Westminster, in 1674, werden de rechten van de Verenigde Provinciën op Suriname nog eens officieel erkend.





suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: