Muziekinstrumenten
Hindoestaanse instrumenten.
De door de Hindostanen in
Suriname gebruikte muziekinstrumenten kan men in
twee groepen onderscheiden:
a. melodie-instrumenten
b. slaginstrumenten |
|
|
Tot de melodie-instrumenten
kan men rekenen de sitar, sarangi en egraz.
De groep slaginstrumenten wordt gevormd door tabla, dhool, mrindang, madjira, khandjari, dhantal,
dhapla, nagara en tasa.
Sitar, sarangi, egraz, tanpoura, ekhtar, boelboeltrang, harmonium, dhantal, tabla, dhool, mrindang, dhapla, nagara, khandjari, madjira en tasa zijn instrumenten die tijdens de immigratieperiode uit India
zijn meegenomen.
De andere muziekinstrumenten, die vooral door de jongere generatie worden gehanteerd,
zijn de laatste decennia door de opkomst van de Indiase filmindustrie sterk op de voorgrond getreden.
Sitar
De sitar is een tokkelinstrument met een gehalveerde
kalebas als resonator en een lange, holle hals, die eveneens als resonator dient. Onder de zeven
hoofdsnaren ( melodiesnaar, bourdonsnaren en chikarisnaren ) zijn meestal elf tot dertien
resonanssnaren (sympathiesnaren) bevestigd, die meetrillen met de corresponderende toon op de
melodiesnaar. Sommige sitars hebben ook nog een extra resonantieruimte aan het einde van de vrij lange
hals. De toets wordt onderverdeeld door verschuifbare, gebogen koperen staafjes, waarop de melodiesnaar
getrokken wordt om een glissando-effect te bereiken. De kam is van been, meestal van kameel, zo niet van
ivoor. Het plectrum (mezrab) is een driehoekige vingerhoed, gemaakt van ijzerdraad, waarmee,
bevestigd aan de rechterwijsvinger, de melodiesnaar wordt aangetokkeld.
Sarangi
De sarangi is een
korthalsstrijkinstrument met, evenals bij de sitar, een aantal resonanssnaren. De klankkast wordt gevormd
door een uitgehold, peervormig stuk hout, bespannen met geite- of schapevel. Er zijn twee tot drie
melodiesnaren, die tot klinken worden gebracht door middel van een strijkstok. De toets is niet
onderverdeeld door richels of fretten.
Egraz
De egraz is een
eenvoudige versie van de sarangi, zonder resonanssnaren.
Tanpoura
De tanpoura heeft de vorm van een
sitar met vier tot vijf bourdonsnaren en heeft een begeleidende functie in de traditionele Indiase vocale
en instrumentale ( sitar / sarangi ) muziek.
Ekhtar
De ekhtar is
een eensnarig bourdoninstrument. De klankkast wordt gevormd door een halve kokosnoot met bovenblad.
De hals is een ronde stok. Meestal wordt hiervoor een oude bezemsteel gebruikt. Dit instrument wordt slechts
door bedelaars tijdens het bedelen gebruikt als begeleiding van de eenvoudige bedelliedjes.
Boelboeltrang
De boelboeltrang is een langwerpige zither, waarbij de snaren
ingekort kunnen worden door middel van dwarsliggende richels. Deze richels worden bediend
door met de vingers van de rechterhand op toetsen te drukken, die zich onder. de melodiesnaren (drie tot
zes) bevinden. De snaren worden tegelijkertijd getokkeld met een plectrum in de linkerhand. Dit
zeldzame instrument wordt soms naast het harmonium als begeleidingsinstrument gebruikt in de kawali-groep.
Harmonium
Het harmonium is een handbalginstrument, dat door
Europese zendelingen in India werd geintroduceerd en later is opgenomen in de kawali-muziek. De blaasbalg
wordt met de linkerhand bediend, terwijl de rechterhand vrij is om de kawali-zanger homofonisch
te begeleiden. Dit instrument is onontbeerlijk in de kawali-zang, die sterk verdrongen is door de imitatie
der Indiase filmmuziek.
Fluiten
De enkele bamboefluiten die in de jaren dertig sporadisch
voorkwamen in de kawali-groep, hebben ook plaats moeten maken voor de modernere blok- en dwarsfluit.
Dhantal
De dhantal is een lange, ijzeren staaf, die verticaal op de grond
geplaatst en vastgehouden met de linkerhand, zittend bespeeld wordt met een andere kleine, uvormige staaf in de rechterhand. Dit
instrument dient als versterking van de ritmische begeleiding ( dhool ) in de kawali-groep.
Dhool
De dhool ( dholak ), even belangrijk als het harmonium in de kawali-groep, is een cilindrisch uitgeholde
boomstam die aan beide zijden bespannen is met geite- of schapevel.
Tabla
De tabla wordt het laatste decennium behalve in de sitarmuziek ook veelvuldig gebruikt in de moderne film
muziekgroepen. Dit tweedelig slaginstrument is elk aan een zijde met dierevel bespannen en wordt met alle tien vingers en een deel van de handpalmen bespeeld.
Mrindang
De mrindang is zeldzaam. Het is een
grotere versie van de reeds besproken dhool, echter met een groter volume en diverse klankeffecten.
Dhapla
De dhapla is een grote cirkel van bamboe met een diameter van ongeveer 1 m, bespannen met geitevel
en wordt bespeeld met stokken tijdens bruiloftsfeesten.
Nagara
De nagara
is een tweedelig slaginstrument, groter dan de tabla. Het wordt bespeeld met stokken en wordt gebruikt als begeleiding van de
ahirwa-ke-naatj of launda-ke-naatj ( jongensdans ).
Khandjari
De khandjari is
een tamboerijn zonder schellen.
Madjira
De madjira bestaat uit twee koperen
bellen, die, in elke hand één, tegen elkaar worden geslagen. Naast de dhool wordt dit instrument vooral tijdens het Phagwa-feest
( Holi ) gebruikt om de groepszang van de chautal-groep ritmisch te begeleiden.
Rasa
De rasa is een kleine trom in de vorm van een halve bol.
Bakpan (karhaja)
Een bakpan (karhaja) wordt bespannen met geitevel en wordt met twee stokjes bespeeld tijdens het tadja-feest. Om een hogere
spanning te verkrijgen, wordt dit instrument telkens boven open
vuur gehouden.
Javaanse instrumenten
|
|
De Javaanse instrumenten zijn verenigd in een
orkest, dat gamelan genoemd wordt en in de Javaanse
gemeenschappen in Suriname vooral bij feestelijke gelegenheden
nog regelmatig te horen is. Vergeleken met de
bekende grote ensembles van Java is de gamelan van Suriname
betrekkelijk beperkt van omvang. De toetsen zijn niet van het
traditionele brons, maar van ijzer gemaakt. De van Java bekende
gongs zijn vervangen door surrogaatgongs, nl. grote ijzeren
toetsen, opgehangen boven een of meer klankkasten. |
Indiaanse instrumenten
Naast de
maraka (een gedroogde kalebas, gevuld met een
handvol pitjes) en de kalawasi (een aan een stok
gebonden gevlochten mandje met pitten) vindt men nu
bij de Kara'iben nog steeds de oneigenlijke trommel of
sambula (van Spaans: tambora).
Deze heeft aan de
achterzijde een strak gespannen snaar met een `tong' (de
nerf van een palmblad), die tijdens het spelen een scherp
zoemend geluid produceert. De Arowakken kennen ook
nog fluiten.
Creoolse instrumenten.
Creolen bespelen nu nog vrijwel alleen
slaginstrumenten, zoals diverse soorten drums ( apinti,
agida, mandron, poedja, kawina ).
Apinti
De apinti loopt naar
onderen breed uit en het drumvel wordt gespannen met
behulp van pennen in het drumlichaam.
Agida, mandron
en poedja
De Agida, mandron
en poedja zijn licht conisch, het drumvel wordt
gespannen met behulp van wiggen.
Kawina
De kawina heeft een
drumvel aan beide zijden, met elkaar verbonden via een
koord dat de drumvellen spant.
Apinti en agida worden
voornamelijk bij religieuze dansen gebruikt.
De kawina
wordt gebruikt bij de seculiere kawinadansen, waarbij
ook de kwatro gebruikt wordt.
Kwakwabangi
De kwakwabangi, een
houten bankje dat met twee houten stokken bespeeld
wordt, is een sterk overheersend ritme-instrument.
Agroemi
Minder vaak ziet men het wasbord ( agroemi ), waarlangs
met houten stokken wordt geraspt, de dawra ( twee tegen
elkaar geslagen stukken ijzer ) en de benta ( een met
snaren bespannen kalebas ).
Vroeger kwamen ook
houten trompetten voor.
In modernere dansmuziek
( kaseko genoemd) vindt men moderne
blaasinstrumenten als melodie-instrumenten.
In de meer
traditionele muziek is de menselijke stem het enige
melodie-instrument.
|