|
ONDERDELEN Afro-Surinamers |
| |
| SURINAME AFDELINGEN - Bevolking - - Hindoestanen
terug
Bevolking Suriname.
De Hindostanen. (Hindoestanen)
De vaak gehoorde opmerking dat de Hindostanen in
Suriname voornamelijk gerekruteerd zijn uit de laagste
kasten van India, is onjuist. De Klerk heeft indertijd
berekend, dat '...alle meer belangrijke kasten van de
United Provinces en West Bihár, waar de Surinaamse
Brits-Indiërs voor het overgrote deel vandaan kwamen,
bevinden zich onder deze 81, door de immigranten
vermelde kasten'.
Toch zijn
nog steeds sporen van het kastensysteem te vinden.
Zo weet het merendeel van de Hindoes in Suriname tot
welke Varná (de vier hoofdkasten) hij of zij behoort.
Kaste-endogamie - het trouwen binnen de eigen kaste -
is als algemeen systeem vervallen, maar wel is vooral bij
de Brahmaan en de Ksatriya, de bovengroepen in het
systeem, nog steeds een huwelijk met een kastegenoot,
wanneer ook aan andere voorwaarden zoals opleiding,
beroep en economische positie wordt voldaan,
preferent. De 'in-group'-gevoelens zijn in deze beide
groepen ook het sterkst. Voor de middengroep, de
Vaishya's, is dat in veel mindere mate het geval, al
komt het voor dat ook deze groep zich zo nu en dan
afzet tegen de laagste groepering, de Sudra's.
HUWELIJK, HUISHOUDGROEP EN FAMILIE.
Het rituele Hindostaanse huwelijk werd in 1940 als
wettig huwelijk erkend. Nog steeds is bij tie
Hindostanen de bereidheid zich door de ambtenaar van
de burgerlijke stand in de echt te laten verbinden,
gering. Men trouwde volgens Hindostaans gebruik en
het huwelijk werd door een Hindoe-priester of Moslim
voorganger gesloten. Gouverneur Kielstra heeft met
zijn Aziatische huwelijkswetgeving zowel voor de
Moslims als voor de Hindoes deze situatie
geregulariseerd, mits de huwelijksvoltrekking
plaatsvindt volgens het gebruik binnen deze groepen en
met de voorwaarde dat de aanwezige priester of
voorganger door het gouvernement als
huwelijksambtenaar is aangewezen.
Tegen deze wet is bij herhaling het principiële bezwaar
ingebracht dat hierdoor de rechtseenheid werd aangetast
en een uitzonderingspositie voor de voormalige
immigranten ontstond. De nog niet geheel in werking
getreden landsverordening 'Herziening Huwelijksrecht
1973' komt voor een belangrijk gedeelte aan deze
bezwaren tegemoet. De nieuwe regeling geldt voor alle
godsdienstige gemeenschappen. Naast de voltrekking
van het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke
stand kan iedere godsdienstige gemeenschap, mits aan
bepaalde voorwaarden is voldaan, huwelijksambtenaren
aanstellen, ten overstaan van wie het rituele huwelijk
kan worden voltrokken.
Een op deze wijze tot stand
gekomen huwelijk is evenzeer een burgerlijk huwelijk als
een burgerlijke-standhuwelijk. Voorts is de minimum
huwelijksleeftijd verhoogd en is de verstoting, als wijze
van huwelijksontbinding bij de Moslims, afgeschaft.
In de districten is het niet ongebruikelijk dat de ouders
een huwelijkspartner voor hun dochter zoeken, wanneer
zij vijftien is geworden. De huwelijksleeftijd voor de
jongens varieert van 17 tot 24 jaar. Het kan nu niet
meer voorkomen dat de meisjes vóór de puberteit
worden uitgehuwelijkt en de huwelijksleeftijd is
belangrijk verschoven. Dat geldt in nog sterker mate
voor de stad, waar de gemiddelde huwelijksleeftijd voor
de meisjes om en nabij de negentien jaar ligt.
Het traditionele 'joint-family'-verband wordt nog maar
in zeer beperkte mate in de Hindostaanse gemeenschap
aangetroffen. De nucleaire huishoudgroep overheerst,
zelfs in een bij uitstek agrarische omgeving. Wel komt
het voor dat Hindostaanse echtparen na hun huwelijk
voor een bepaalde periode bij de ouders inwonen. Zelden
echter ontwikkelen deze samenwoningsverbanden zich
tot `joint families' van grotere omvang. De Indiase
traditie heeft zich in dit opzicht niet gehandhaafd.
Het gezins- en familieverband in de Hindostaanse
gemeenschap draagt een aantal specifieke kenmerken,
waardoor het zich onderscheidt van de andere
bevolkingsgroepen.
Wordt het Afro-Surinaamse volksgezin
getypeerd door een matrifocale structuur, waarbij de
moeder een centrale positie inneemt, voor de
Hindostaanse huishoudgroep geldt het
tegenovergestelde. De dominerende positie van de man
als hoofd van de huishoudgroep leidt tot een patrifocaal
patroon. Maar ook door het specifieke
verwantschapssysteem, de omvang en de aard van de
familierelaties en de verhoudingen binnen het gezin
draagt de situatie binnen de Hindostaanse gemeenschap
een eigen karakter.
De sociale veranderingen in en na de Tweede
Wereldoorlog hebben ook ingewerkt op gezins- en
familieleven van de Surinaamse Hindostanen. De
ontwikkeling beweegt zich in de richting van een
toenemende zelf standigheid van de jongeren bij de keuze van de
huwelijkspartner, samengaand met een verspreiding van
het romantische liefdesideaal als basis voor een huwelijk.
Tegelijkertijd valt een toenemende gelijkwaardigheid van
man en vrouw binnen het huwelijk te registreren,
alsmede een vermindering van het autoritaire karakter van
de rol van de vader-echtgenoot.
DE POLITIEKE ORGANISATIE.
De Moeslim Partij, die in mei 1946 werd opgericht en
waarin Hindostanen een dominante positie innamen,
was de eerste politieke partij in Suriname. Hierop
volgden een jaar later de Hindostaanse Oranjegroep
(opgericht in juli 1946), waarvan de naam later werd
gewijzigd in Hindostaanse Oranje Politieke Partij, de
Hindoe Partij Suriname en de Hindostaans-Javaanse
Politieke Partij (beide in februari 1947). Aan deze
versplintering kwam in 1949 een einde, toen de
Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) tot stand kwam.
Ook de ontwikkelingen bij de andere
bevolkingsgroepen toonden aan dat politieke
partijvorming op basis van etnische en religieuze
affiliaties plaatsvond.
Na de gewijzigde Staatsregeling en de invoering van een
nieuw Kiesreglement in 1948 vonden een jaar later
verkiezingen plaats, waarbij de VHP zes zetels in het
College der Staten werden toegewezen. Door een
coalitie met de Nationale Partij Suriname (NPS) in 1958
werd de VHP regeringspartij en werden twee ministers
van Hindostaanse afkomst in het kabinet opgenomen. De
periode 1958-1973 kenmerkte zich door een politiek
samenwerkingsverband van de VHP met de belangrijkste
Afro-Surinaamse groeperingen, hetgeen een gunstige uitwerking
heeft gehad op de inter-etnische
verhoudingen.
De verkiezingen van 1973 dwongen de VHP, die in 1966 en
1973 haar naam wijzigde in resp. Vatan Hitkari Partij
(Partij ter Bevordering van het Nationaal Welzijn) en
Vooruitstrevende Hervormings Partij, in de rol van
oppositiepartij tegenover een grotendeels Afro-Surinaamse
coalitie. Het streven naar snelle onafhankelijkheid bij het
merendeel van de Afro-Surinaamse partijen, dat bij de VHP op
verzet stuitte, verscherpte de tegenstellingen. Met de
onafhankelijkheid in november 1975 is ook voor de
Hindostanen een nieuwe fase aangebroken in de
politieke geschiedenis van het land .
TOEKOMSTIGE INTEGRATIE.
De ontwikkeling van de Hindostaanse bevolkingsgroep
kan worden gekenmerkt als een emancipatie van
exotische groep tot burgers van Suriname. Vooral door
de acceleratie van het moderniseringsproces in en na de
Tweede Wereldoorlog is men zowel in economisch, in
sociaal als in cultureel opzicht nauw betrokken geraakt
bij de nationale ontwikkeling. Niettemin heeft de groep
haar sociaal-culturele identiteit voor een deel bewaard, in
sterkere mate dan in de andere Karaibische landen met
een Hindostaans bevolkingsdeel het geval is (Guyana,
Guadeloupe, Jamaica, Martinique, Trinidad). Door de
onafhankelijkheid van Suriname is een nieuwe periode
aangebroken in het integratieproces van het land.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |